De Indische doofpot
Waarom Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië nooit werden vervolgd
Dekolonisatie van Indonesië Maurice Swirc onderzoekt in zijn nieuwe boek waarom de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië nooit zijn vervolgd. Zijn conclusies zijn onthutsend.
Premier Rutte doet er goed aan De Indische doofpot te lezen. Dan is hij voorbereid als hij gevraagd wordt om een reactie op het grote onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië, dat drie instituten op 17 februari presenteren. In dat boek kan hij lezen hoe verschillende van zijn voorgangers in dit dossier faalden – tenminste, als je het bekijkt vanuit staatsrechtelijk oogpunt. En misschien kan hij er ook wat troost uit putten. Vergeleken bij de beerput die journalist Maurice Swirc opentrekt in zijn boek over deze kwestie, verbleken de gesprekjes over het ‘sensibiliseren’ van Kamerleden in Rutte III.
Waarom zijn Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië nooit vervolgd? En waarom is daar politiek nooit verantwoording voor afgelegd? Kort gezegd is dat waar het boek van Maurice Swirc over gaat.
De antwoorden zijn relevant, bijvoorbeeld als je wilt begrijpen waarom de regering pas in 2016 financiële steun gaf aan het onderzoek van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies, dat nu eindelijk zijn afronding nadert. In 1969 smaalde toenmalig PvdA-fractievoorzitter Joop den Uyl dat het allemaal niet opschoot met een ‘bronnenpublicatie’ die premier Piet de Jong over dit onderwerp beloofde. Pas als die als er was, zei Den Uyl met ironie, kon worden begonnen aan een breder historisch onderzoek, ‘zodat wij tegen het jaar 1995 daarover misschien een beter oordeel kunnen voeren’. Die publicatie komt er dus pas nu.
Waarom?
Speciale Troepen
Cruciaal in deze geschiedenis is de affaire-Zuid-Celebes. In 1946 ging het Depot Speciale Troepen (DST) onder leiding van kapitein Raymond Westerling naar het huidige Sulawesi om het verzet tegen het Nederlandse gezag te breken. In Andere Tijden vertelde één van de commando’s, Haij van Groenendaal, vijftig jaar later wat Westerling aan het begin van de actie zei: ‘Iemand die niet tot zijn enkels in het bloed kan lopen moet nu zeggen dat hij het niet doet. Maar niemand heeft zich toen afgemeld.’
In de vroege ochtend van 11 december 1946 trok het DST de kampong Batoea binnen. Wie een (steek)wapen had of vluchtte, werd meteen neergeschoten. Daarna installeerde Westerling zich met twee pistolen achter een klaptafel en las hij een lijst namen voor. ‘Toen iemand uit de groep naar voren kwam, ik zie dat nog voor me, pakte hij één van zijn pistolen en schoot hij die man dood’, vertelde Van Groenendaal. ‘Er werd niets gevraagd, alleen naar je naam. Als je op de lijst stond, werd je doodgeschoten.’
De ‘methode-Westerling’ kreeg navolging. In een paar maanden vielen er vermoedelijk tussen de 3.500 en 6.500 doden, schrijft Swirc.
Zuid-Celebes staat niet op zich. De afgelopen jaren is er veel geschreven over het geweld van Nederlandse militairen tijdens de dekolonisatie, over martelingen, executies en over het platbranden van dorpen. In De brandende kampongs van generaal Spoor (2016) liet de Zwitserse historicus Rémy Limpach zien dat dat geweld structureel was. Recent voegde journalist Anne-Lot Hoek hier nog een opmerkelijk hoofdstuk aan toe met een boek waarin ze beschreef dat er op Bali een heel systeem was van geheime gevangenissen, waar onder Nederlands gezag werd gemarteld en gemoord.
Wie bekend is met de materie leest in de eerste hoofdstukken van De Indische doofpot niet zo veel nieuws. Al is er wel een interessante passage over koningin Wilhelmina, die de inwoners van Nieuw-Guinea in een gesprek met de Amerikaanse president Roosevelt in 1942 omschreef als ‘de laagste vorm van menselijk leven ter wereld’.
Gaandeweg wordt het boek steeds spannender als Maurice Swirc, behalve journalist ook jurist, beschrijft hoe opeenvolgende bewindslieden zich in alle mogelijke bochten wrongen om te voorkomen dat oorlogsmisdaden, met name die op Zuid-Celebes, vervolgd moesten worden. De reden daarvoor was duidelijk: beklaagde militairen konden zich bij een rechtszaak beroepen op het feit dat ze slechts een opdracht uitvoerden, en dan zou niet alleen de militaire top in beeld komen, maar ook de politieke leiding, die overal van op de hoogte was. Swirc citeert bijvoorbeeld premier Drees, die tijdens een ministerraad zei dat hij er ‘helaas’ niet aan twijfelde dat ‘de gepubliceerde berichten voor een belangrijk deel juist zijn’.
Wreedheden
Tijdens de dekolonisatie-oorlog waren er al berichten over wreedheden. Linkse kranten publiceerden brieven van soldaten die daarover schreven, Kamerleden stelden daar vragen over. Eind 1949 gingen twee onderzoekers naar Indonesië om die verhalen te onderzoeken. Het duurde vijf jaar voordat ze met een rapport kwamen, maar hun conclusies waren niet mals. De acties op Zuid-Celebes hadden ‘niets met rechtspraak te maken’, schreven ze. Het kabinet zat ermee in zijn maag en vroeg Guus Belinfante, een hoge ambtenaar van Justitie, een nota te schrijven over het rapport. Die was nog scherper. Belinfante (die zijn ouders verloor door de nazi’s) vergeleek het optreden van de Nederlanders in Indonesië met de Duitse bezetting van Nederland. De Duitsers omlijstten het standrecht tenminste nog met ‘enkele waarborgen’, schreef hij. De Nederlanders probeerden in Indonesië niet eens de schijn van rechtsstatelijkheid op te houden, vat Swirc zijn conclusie samen. Belinfante verwees expliciet naar de verantwoordelijkheid van de hoogste bestuurders in Nederlands-Indië én naar de regering in Den Haag. Hij dacht niet dat die bestuurders strafrechtelijk konden worden vervolgd, maar, besloot hij: ‘men moet er rekening mee houden, dat de namen van de betrokken civiele autoriteiten niet buiten de openbaarheid zullen kunnen blijven.’
Het rapport van de juristen en de nota van Belinfante verdwenen in een la. De Kamer kreeg de stukken nooit te zien. Op 27 december 1954, een dag na Kerst, vergaderde de ministerraad over de vraag of er vervolging moest worden ingesteld tegen militairen. Een meerderheid volgde premier Drees, die tegen vervolging pleitte omdat dat tot gevolg zou hebben ‘dat gruwelen aan Nederlandse en Indonesische zijde bedreven worden opgerakeld’.
Wat Maurice Swirc toevoegt aan eerder verschenen publicaties over wreedheden tijdens de dekolonisatie is dat hij op detailniveau laat zien hoe de politiek daar, over een langere periode, op reageerde. Telkens wanneer er nieuws naar buiten kwam over Nederlands geweld in Indonesië was de reflex: vervolging moet worden vermeden. Zo ging het na de geruchtmakende uitzending van Achter het nieuws met veteraan Joop Hueting in 1969. En zo ging het ook nadat in 1995 het bloedbad bij het Javaanse plaatsje Rawagede in het nieuws kwam.
Toen in 1969 de Verjaringswet werd aangenomen, waardoor oorlogsmisdaden niet meer konden verjaren, paste het kabinet-De Jong een juridisch slimmigheidje toe waardoor die wet niet van toepassing was op de periode van dekolonisatie. De Kamer werd daarover niet ingelicht. Mooi is de passage waarin Maurice Swirc beschrijft dat Mark Rutte in 2016 tijdens een uitzending van Zomergasten een vraag krijgt over die Verjaringswet. ‘Dit is sinds 1971 waarschijnlijk het eerste en nog altijd enige publieke commentaar van een Nederlandse premier op de Verjaringswet’, schrijft Swirc. Veel zegt Rutte overigens niet, ondanks aandringen van interviewer Thomas Erdbrink, hij weet er te weinig van, verweert hij zich. Dat excuus heeft hij straks niet meer.
11-02-2022 Jeroen van der Kris
‘Bij het vegen van de trap moet je bovenaan beginnen,’ klinkt het al decennia onder Indiëveteranen. Eind jaren veertig, begin jaren vijftig verschenen verschillende (geheime) rapporten over de medeverantwoordelijkheid van bestuurders en politici voor Nederlandse massamoorden tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië tussen 1945 en 1949. Bij het verschijnen van de Excessennota, in 1969, werden politieke kopstukken opnieuw angstvallig buiten beeld gehouden. Deze documenten vervullen een sleutelrol in een historische en politieke doofpot. Met vergaande impact op het functioneren van onze rechtsstaat.
ISBN | 9789029541572 |
---|---|
Aantal pagina's | 664 |
Datum van verschijning | 20220208 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 154 mm |
Hoogte | 224 mm |
Dikte | 54 mm |