Een fysicus, die een groot deel van zijn leven wijdde aan het bestuderen van het raadsel van de donkere materie in het universum, ziet zich onverhoeds geconfronteerd met het einde. Hij blijkt een aneurysma in zijn hersenstam te hebben waaraan hij binnen korte tijd zal overlijden. Het enige alternatief is een spoedoperatie, maar de kans dat hij die ingreep overleeft is klein.
Wat gebeurt er als je hoort dat je waarschijnlijk nog maar bitter weinig tijd hebt? De laatste tafel speelt zich af in de laatste twee etmalen voor de operatie. De fysicus schrijft en schrijft, om te ontsnappen aan de angst die hem voortdurend dreigt in te halen. Minutieus doet hij verslag van zijn leven, zijn liefdes, zijn twijfel, zijn blik op de natuur der dingen. Hij richt zich tot zijn boezemvriend, een Hongaarse kosmoloog die ooit de wetenschap vaarwel zei en zijn heil zocht in poëzie, vrouwen en drank een vriend die spoorslags afreist vanuit Budapest zodra hij van de operatie hoort.