Melani Reumers biedt een unieke nieuwe stem in de vaderlandse essayistiek.
Het lichaam dat in deze bundel essays centraal staat, wordt uit elkaar gehaald, geanalyseerd, verlengd, weer in elkaar gezet, en soms zelfs gewichtloos gemaakt. Dat levert fascinerende stukken op die de lezer bij vlagen ongemak bezorgen.
De auteur wil in haar jeugd het liefst géén lichaam hebben en voelt zich meer een tussenmens. Later zal ze vaak uit haar lichaam verdwijnen en onbereikbaar worden. Gaandeweg krijgt ze vrede met haar lichaam. Maar echt houvast vindt ze pas in het water waar ze dagelijks zwemt, in alle mogelijke omstandigheden. In de zwemstukken onderzoekt ze de grenzen van haar lichaam, en overschrijdt die af en toe.
Ze ontdekt dat haar afzonderlijke lichaamsdelen, zoals botten, ogen en tanden, nauw verbonden zijn met identiteit. Dat geldt ook voor verlengstukken van het lichaam, zoals de pijp en het schaakspel van haar vader. En het gaat zelfs op voor iets wat zo ongrijpbaar en vluchtig is als iemands bewegingen, of haar eigen schaduw.