Nederland is in de negentiende en twintigste eeuw het land van de vele kerken. En die hebben elk hun eigen opleidingen. Een van de bekendste is de Theologische Universiteit te Kampen, in 1854 gesticht door gereformeerde kerken. Deze school begint als een opleiding dwars tegen de culturele trend in. Ze staat vrij van het overige hoger onderwijs waar de overheid zorg voor draagt. Haar blik is gericht op de kerken die haar stichtten en bijna anderhalve eeuw geheel financierden. De universiteit is een succes: duizenden predikanten zijn door haar opgeleid.
In deze geschiedenis van de Kamper universiteit staat het spanningsveld centraal tussen het Nederlandse hoger onderwijsbestel, waarin de universiteit geleidelijk aan een plaats verwierf, de positie van deze opleiding in de wetenschap en haar functie jegens de kerken. Wat betekenden de kwaliteitseisen die door de overheid aan het hoger onderwijs gesteld werden voor deze bijzondere academische eend in de bijt? En wat betekende de kerkelijke rol van deze instelling voor haar functioneren? Concurrentie, verwetenschappelijking, juridische erkenning, cultuurkritiek, democratisering, kerkscheuringen, internationalisering en de mondigheid van kerkleden trokken hun spoor in de turbulente geschiedenis van de Theologische Universiteit te Kampen.