Dondersteen
Een saaie baan en slecht huwelijk? Niet voor hem
Johan de Boose In zijn dramatische reisroman doorkruist de Belgische schrijver Amerika, om twee dode mannen eer te bewijzen en om terug te kijken op zijn jeugd.
Veel weet het internet niet over Gardner. Het Amerikaanse gehucht heeft een postcode, een postkantoor en is vernoemd naar ene Herbert Gardner. Maar dat is het wel. Op foto’s oogt Gardner als een winderige negorij met bouwvallige hokken. Hier en daar een anonieme loods met een pick-up ervoor. Het geheel wordt overhuifd door een spinnenweb van elektriciteitskabels. Gezellig is anders.
Maar goed, Gardner bestáát dus wel. Net als Bayfield, Durango, Hesperus en al die andere pleisterplaatsen die Johan de Boose aandoet in Dondersteen, de roman waarin hij de staten New Mexico, Colorado en Utah per auto doorkruist om eer te bewijzen aan de twee overleden mannen die belangrijk voor hem zijn geweest: zijn vader Robert de Boose en zijn vriend Gary.
Vader en Gary verschilden als dag en nacht van elkaar. Waar de één een secure, gecontroleerde wetenschapper was die zich in zijn Vlaamse studeerkamer opsloot om door een vergrootglas naar stenen en kristallen te kijken, daar was Gary een flamboyante alcoholist die tienermoeders uit de brand hielp, en zomaar in huilen kon uitbarsten vanwege het algeheel Lijden der Mensheid. Gary ligt in dat desolate Gardner begraven in een wanordelijk graf; hoe ook de altijd zo honkvaste vader met deze reis geëerd wordt zal ik hier maar niet verklappen.
De drama-man
Dondersteen is Johan de Booses zesde roman en het is fair to say dat hij een schrijver is met op z’n minst twee zielen in zijn borst. In de eerste plaats is hij de schepper van doorbloed, bezield drama. Die stem was in het oorlogsepos Bloedgetuigen (2011) – een moderne klassieker – meestal aan het woord. Het zo ‘vol’ kunnen neerzetten van een historisch panorama met psychologisch goed uitgewerkte personages wier lot je onontkoombaar naar de keel grijpt, is niet velen gegeven.
Daarnaast is De Boose ook een essayist, bij gebrek aan een beter woord, iemand die via personages of vertellers in romans beweringen over het leven op aarde doet. Hij is dan iemand die ‘de’ twintigste eeuw in Bloedgetuigen vuil liet spuiten over de mores van die eeuw en die in het voor de Librisprijs geshortliste Het vloekhout (2018) een stuk hout een geschiedenisles liet afdraaien. Ik zeg het een beetje oneerbiedig, omdat de drama-man De Boose mij toch wel liever is dan de denker – dat doen we er zelf wel bij.
Gelukkig dus maar dat Dondersteen er voornamelijk één uit de dramatische categorie is. In een amalgaam van reisverhaal, ontwikkelingsverhaal en familiegeschiedenis (De Boose nam ook roerende kiekjes uit het familie-archief in het boek op) lezen we over veel verschillends langs een enorme tijdlijn, maar het gaat wel allemaal schuil onder een grote paraplu. Horror vacui: een term die je niet zo heel vaak meer in de literatuur tegenkomt, maar die de lijm is van Dondersteen.
Gary, De Booses vader, De Boose zelf, de rest van zijn familie, de alcoholzuchtige, rafelige zielen in Gardner, de mormonen in Utah, de bedrijvers van wetenschap of die van de kunsten: De Boose beschrijft ze zó dat ze allen overkomen als mensen die zich krampachtig vasthouden aan hun eigen overtuiging, als wezens die doen wat ze doen omdat ze anders kopje-onder gaan in een golf van existentieel gemis. De één houdt de demonen eronder door stukjes steen of hoopjes zand in een potje te bewaren, de ander zoekt de troost van de roes.
Slecht huwelijk
De wereld is fascinerend door De Booses ogen, maar zeker niet op een lieflijke manier. Zijn stijl resoneert in Dondersteen prachtig met de grimmige omstandigheden. Over de Mexicanen die de VS via de woestijn proberen te bereiken: ‘Sommigen worden teruggevonden met verschroeide gezichten, alsof ze met hun kop in het vuur zijn gevallen.’ Ik ben ervan overtuigd dat De Boose hier niet zomaar ‘kop’ verkoos boven ‘hoofd’: dit is de rauwe taal die past bij zo’n mensonterend einde. Het werkt, zeker doordat er af en toe op een juist sprookjesachtige toon wordt teruggeblikt op de plek waar De Boose opgroeide, met die autodidactische alweter die zijn vader was, een moeder die moedig haar weg vond in het theaterleven en de kinderen uit de buurt – de dondersteentjes.
Een mooie nacht uit die tijd: ‘Ik herinner me dat ik die nacht alle geuren opsnoof: houtvuur en warme klei. Vleermuizen en uilen bewaakten het luchtruim. Le bonheur se raconte mal, zegt Flaubert, het geluk laat zich slecht vertellen, maar hij had ongelijk: die nacht bevond ik me in het midden van het paradijs, en mijn verdere bestaan zou een poging zijn om dit te bewaren, zowel in het dagelijks leven als in de kunst, en in de kunst zou het mij, en ons allemaal, die daar aanwezig waren, overleven. Alle ouders zijn dood, en mijn leeftijdsgenoten, alle dondersteentjes, houden zich bezig met geld verdienen en hun tijd uitzitten in slechte huwelijken en saaie banen, maar ik sta daar nog steeds, in de houtlucht van de zomeravond, tegen beter weten in, bereid om het paradijs te verdedigen tegen pijn en verval.’
2020-09-11 Sebastiaan Kort
Al reizende spit Johan door zijn geheugen in een poging de herinneringen aan zijn overleden dierbaren in leven te houden. Zo ontstaat een rijkgeschakeerd portret van zijn vader, een amateurnatuurkundige die in gedachten de wereld bereisde, maar in werkelijkheid zijn werkkamer nauwelijks verliet. En ook Gary krijgt gestalte, als Johans drinkebroeder, een duisterder versie van hemzelf met wie het fataal afliep.
Dondersteen is een wondermooie roman vol warme melancholie over het omgaan met verlies. Het is een zoektocht naar verwantschap op een eenzame planeet en een fonkelend monument van een schrijvende zoon voor zijn vader.
ISBN | 9789403101910 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20200820 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 146 mm |
Hoogte | 223 mm |
Dikte | 28 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres