Een magische vlucht
De Siciliaanse piloot Giulio Giamò (23) wordt in 1935 naar het front gestuurd in de Italiaans-Ethiopische oorlog. Niet om te vechten, maar om met zijn vliegtuigje ‘Vita Nuova’ de post rond te brengen (‘om woorden te zaaien’) in Abessinië, nu Ethiopië, en Eritrea. Met rode lak verzegelde rollen met oorlogsverklaringen van Mussolini aan koningen, overzeese liefdesbrieven en nogaplakken voor Italiaanse militairen.
De historische roman Een magische vlucht van Giovanna Giordano (1961) verscheen al in 1998 en is vorig jaar herdrukt. Na De geur van vrijheid (2022) is dit het tweede boek dat in Nederland van Giordano is verschenen, wederom vertaald door Miriam Bunnik en Mara Schepers. Giordano combineert in Een magische vlucht de verovering en ook weer het verlies van de Italiaanse kolonie met de intense liefde voor Afrika. De piloot Giamò is vanaf het moment dat hij het Afrikaanse luchtruim binnenvliegt verkocht: de saffraangele duinen, de Egyptische piramides, de kobaltblauwe luchten en de eindeloze hoeveelheid sterren. Als hij eenmaal voet aan de grond heeft gezet wordt die liefde alleen maar groter. Dat het Italiaanse leger ondertussen het land platbombardeert, ziet hij gebeuren maar hij concentreert zich op zijn eigen missie (‘Ik vloog, ik vloog vrij en keek vooruit, zonder herinneringen want wanneer je leeft heb je geen tijd voor herinneringen, en dus leefde ik’).
Giordano baseerde de roman op verhalen die haar grootvader vertelde aan zijn zoon Nicola – de vader van de schrijfster. Maar ze deed meer; ze reisde naar Eritrea en naar Ethiopië, sprak er met overlevenden en deed onderzoek naar sporen van haar grootvader die in 1935 in de oude hoofdstad Gondar een fascistische knokploeg leidde, aldus Giordano in het nawoord. Zo ontstond een sprookje tussen droom en harde werkelijkheid.Piloot Giamò houdt zich echter verre van geweld – is eerder een naïef sociaal dier dat overal grote ogen opzet. Als hij bijvoorbeeld naar het hof van de Grote Negus, de keizer, in Addis Abeba wordt gezonden om de onheilspellende boodschap te brengen dat Italië tot de aanval overgaat, gaat hij op in de pracht van het paleis en stelt de keizer vragen als: ‘Wie was uw vader?’ of ‘Wat is uw droom?’ Haile Selassi, want over hem gaat het hier, zal na het lezen van de oorlogsverklaring die Giamò hem overhandigt zelf met zijn kinderen vluchten terwijl zijn leger wordt weggeveegd. Hij keert pas terug nadat de Britten in 1941 Ethiopië heroverd hebben op de Italianen.
Heilige bossen
De roman wordt gepresenteerd als een fabel; sprookjesvertellingen over Weyto-goden, heilige bossen en tovenaars zijn er genoeg. Beschrijvingen zijn fantasierijk al doen ze soms ook gekunsteld aan alsof Giordano, gespecialiseerd in Afrikaanse kunst, een onbekend schilderij beschrijft. Over de tovenaars van de Keizer schrijft ze dan: ‘Ze stonden om hem heen als witte houtduiven en met hun lichtgekleurde tunieken en tulbanden koerden ze vreemde formules. Een van de tovenaars, de oudste, met een blauwe tulband, streelde de met juwelen behangen polsen van de negus, die begon te kwetteren door die massage, met de scepter vol briljanten in zijn hand’.
De moraal van Een magische vlucht is toch vooral te laten zien hoe ‘buitensporig’ en nutteloos deze oorlog is geweest. Na de euforie van de overwinning, het opbouwen van een eigen Utopia in Gondar, wordt het land teruggegeven aan wie het toebehoorde.
In de beeldende beschrijvingen van mens en natuur is Giordano evenwichtig en kleurrijk en dat hebben de vertalers goed getroffen. Dat evenwicht wordt echter verstoord door de vele levenswijsheden die te pas en te onpas opduiken. Als het alleen de pratende papegaai Pappamondo of de nar Meleku was geweest, is dat tot daaraan toe. Maar op den duur lijken alle volwassenen zich te moeten laten gelden: ‘Vluchten is een schande maar redt levens’ of ‘Geluk bestaat zolang je er maar niet naar op zoek gaat’. Dat is jammer, het verhaal heeft die opgelegde clichés helemaal niet nodig. Hoogstens wanneer Giamò na de invasie van de Britten gevangen is genomen en met zeventigduizend anderen in een concentratiekamp zit, zou je hem zijn eigen wijsheid weer gunnen: ‘Ik vloog vrij en keek vooruit’.
'Als lezer word je, net als Giulio, betoverd door de bijzondere personages en hun dialogen.' Het Parool
'Woorden zaaien in plaats van bommen droppen.' Trouw
In 1935 voeren Italiaanse soldaten ver van huis oorlog om land te veroveren. Italië heeft koloniën nodig om mee te tellen op het wereldtoneel, volgens leider Benito Mussolini. De jonge Italiaanse piloot Giulio Giamò vertrekt naar Eritrea en Abessinië, het huidige Ethiopië. Met zijn vliegtuig brengt hij de soldaten nieuws en post, de sultans geheime berichten en bezorgt hij de koning van Abessinië de oorlogsverklaring van Italië.
Giulio ontmoet er bijzondere mensen zoals de slaaf Tsahai, de melancholieke kapitein Mondio met zijn pratende papegaai Pappamondo, de hofnar Meleku en vele anderen. Vanuit de lucht ziet hij onder zich de verschrikkingen van de oorlog en de mysterieuze grootsheid van het land en raakt voor altijd in de ban van het continent. Wanneer hij in 1941 door de Britten gevangengenomen wordt en zijn dagen in een krijgsgevangenkamp slijt, vertelt hij ons via zijn belevenissen over die nutteloze en vergeefse oorlog, in de hoop opnieuw zin in het leven te krijgen en weer te kunnen vliegen, vrij als een vogel.
ISBN | 9789028453081 |
---|---|
Aantal pagina's | 160 |
Datum van verschijning | 20230613 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 120 mm |
Hoogte | 185 mm |
Dikte | 19 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres