Explicador
Het gevaar met verhalen die ‘het geheim van het leven’ menen te kennen, is dat ze gauw in dezelfde toonsoort belanden als het geraaskal van een dronkenman. ‘Hoe later op de avond hoe gemakkelijker de talrijke associaties zijn zoektochten begeleidden’ – adequate beschrijving, op tweederde van Explicador. Hoofdpersoon S uit deze debuutroman van Sander Pleij (1970) weet óók wel dat het manisch kan klinken, dat principe van: ‘man van begin dertig openbaart idee over wat de mens uniek en niet te kopiëren maakt’. Maar breng hem maar eens af van zijn koortsachtige idee over ‘de reden waarom mensen niet in een algoritme passen’.
In de nacht dat de roman begint pielt hij aan de laatste loodjes van een manifest. Hij wil een filosofisch en talig antwoord bieden op het mechanische mensbeeld dat dominant dreigt te worden. Dat wordt overigens ook een tegenwicht tegen zijn vader, die als politicus aan de weg timmert door ideologie en politiek te vervangen door algoritmische berekeningen van ideale oplossingen.
Dat vermeende ‘geheim van het leven’ staat al genoemd op het omslag van Explicador – iedereen is dus gewaarschuwd. Maar je wordt toch heen en weer geslingerd tussen waardering voor de bravoure en enthousiaste ergernis over dit geschifte geschrift, opgesteld in een turbotaal die alles Groots en Grandioos wil kleuren. In elk geval voorkomt die stijl aanvankelijk mooi dat de bekende ideeënromankwaal doorzet (dat de roman slechts over ideeën gaat, en dat de mensen daarbij achterblijven), want dóór moet je.
Vermoeiend boek? Jazeker – maar hállo, het geheim van het leven! Ook is Pleijs roman een zoektocht naar de aloude romanvraag wat het betekent mens te zijn – op hoogst eigentijdse wijze ingevuld. Een mens is toch méér dan een hoopje hersenen? En áls wij al ons brein zijn, welk brein krijgt het menselijk algoritme dan?
De kracht van deze roman zit ’m in hoe S die vragen probeert te falsificeren en vooral te bevestigen, en in de filosofische verdieping die hij daarvoor zoekt – bij de dadaïsten, modernisten als Van Ostaijen, denkers als Salomo Friedlaender, die zich door de ‘vooruitgang’ ook al genoopt voelden tot soulsearching.
Onder S’ stilistische schuimlaagje barst het boek van de boeiende aanzetten en beschouwingen. Bijvoorbeeld het inzicht dat bits, waarin computers informatie vastleggen, zich beperken tot 0 óf 1, terwijl Hamlet al wist dat een dieper besef over het menselijk bestaan bepaald wordt door beide tegenpolen tegelijk. To be or not to be: daarin blijft de tegenpool aanwezig. ‘Voor een bit staat een lamp aan of uit. Voor een mens staat een lamp aan omdat hij niet uit is.’
Wat dat betekent? Pleij spelt het niet volledig uit, wat actieve deelname aan zijn zoektocht vereist.
Het concrete probleem van S is: het lichaam, de huisvesting van die geweldige geest, is zwak. Het kastje dat S in zijn onderrug geplaatst kreeg om verzengende hoofdpijn met stroom te dimmen, wordt op de dag dat de roman zich afspeelt door zijn lichaam verstoten.
Spanning tussen tegenpolen, die niet elkaar nodig hebben – daar blijkt de hele roman uit te bestaan. Zo zie je na een tijdje ook in dat de historische verhaallijn over Van Ostaijen en de lijn over het saaie leven van Ster, het halfzusje van S, functioneren als contrapunten voor het verhaal van de hoofdpersoon. Aanvankelijk voelen de zijlijnen traag, maar in de tweede, betere helft van de roman werpen juist die verhalen, net als de terugblikken op zijn jeugd en vader, een helder licht op wie S nou echt is, en op zijn wording tot übermasculiene mannetjesputter.
Beperkingen kent Explicador ook: het blijft te volgepropt, uitleggerig en hyper (er had gesnoeid moeten worden in de uitzinnige scènes), en er valt in de roman meer te denken dan te voelen. Maar die koortsachtigheid over dat geheim van het leven versus almachtige algoritmen bevangt je af en toe. Daarover wil ik van Pleij nog wel een hartstochtelijk boek lezen.
De jonge onderzoeker S heeft nog 24 uur voor de voltooiing van een baanbrekend manifest waarin hij het raadsel van het leven ontrafelt. Het manifest is het startschot voor de ontwikkeling van een zelfstandig denkende computer die dit keer niet wordt gevoed met algoritmen, statistieken, feiten en data, maar met de ideeën van kunstenaars, filosofen en schrijvers - de geesten die al eeuwenlang onvermoeibaar zoeken naar het antwoord op de vraag: wat ís de mens?
Gedurende deze Glorieuze Dag moet S echter ook zijn beroemde vader vertellen dat hij verliefd is op zijn halfzusje en dreigt een ontsteking in zijn rug hem het leven onmogelijk te maken.
ISBN | 9789048842766 |
---|---|
Aantal pagina's | 352 |
Datum van verschijning | 20190201 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 211 mm |
Dikte | 33 mm |