Florida
Lauren Groff In de nieuwe verhalenbundel van deze Amerikaanse schrijfster is de mens nietig en machteloos tegenover de overweldigende natuur. Maar ze laat ook zien dat die natuur erotiek en sensualiteit brengt.
Lauren Groff werd in een klap wereldberoemd toen Barack Obama Furie en fortuin, haar vierde boek, uitriep tot zijn favoriete roman van 2015. In haar vijfde, de verhalenbundel Florida, schrijft de Amerikaanse Groff (1978) voor het eerst over de staat waar ze al ruim tien jaar woont en waar ze naar eigen zeggen een haat-liefdeverhouding mee heeft.
In Groffs Florida is het altijd bloedheet. Als de airco’s er niet kapot zijn, pompen ze ongezonde, koude lucht de klamme woningen binnen. Kunstmatige toeristensteden worden omringd door moerassen en prairies vol alligators, slangen, poema’s en muskieten. Vrouwen worden er aangerand en maken ’s avonds wandelingen door ongure straten, om hun frustratie over het overspel van hun mannen eruit te lopen.
Vijf van de elf verhalen draaien om hetzelfde, naamloze personage, ‘de moeder’. Net als Groff is ze schrijfster, eind dertig. Ook zij heeft twee zoontjes, is vanwege de liefde vanuit New York naar Florida verhuisd en heeft een fascinatie voor Frankrijk. Al zijn ze geschreven vanuit de derde persoon, de vertellingen hebben veel weg van dagboekaantekeningen. Dat komt zowel door de zoekende, vaak wat machteloze formuleringen (‘een paar tellen lang hing er een gevoel van gezamenlijk kijken’), als door de ondoelmatigheid van wat er verteld wordt. Er vallen hier, om met Hermans te spreken, nogal wat mussen functieloos van de daken.
In een van de verhalen viert de moeder met haar zoontjes vakantie in een huisje in de natuur. Ze kan niet slapen, want waar haar lichaam dat van de jongens raakt ‘was een zwarte, pulserende massa, een gat van licht’. Ze besluit een frisse neus te halen en loopt het bos in. Het is dus nacht en stikdonker, maar het bos is dat niet, ‘omdat donker niets te maken heeft met bos – bos bestaat uit leven, uit licht – maar (sic) de bomen bewogen door de wind en kleine wezens’.
Hardcore zintuiglijkheid
Daar loopt ze dus, in dat niet-donkere bos, als ze plots opmerkt dat ze haar reukzin is kwijtgeraakt (inderdaad, er is hier al een hele pagina niks geroken!), maar precies op dat moment keert die terug, en hoe: ‘ik rook de wormen die zich een weg zochten onder de dennennaalden’. Ze heeft nog maar een paar meter afgelegd, maar het is natuurlijk donker, ondanks dat bos, dus ze ziet het huisje niet meer liggen. Toch voelt ze duidelijk dat het er nog staat: ‘een gevoel van dichtheid en luchtledigheid’. Dat huisje was minder robuust dan ze had gedacht, voelt ze nu ook, want ‘wat gebouwd was om zo stevig te lijken was broos bij de confrontatie met de tijd omdat tijd onbewogen is, meer dier dan mens.’
Wie zich een weg weet te banen door dit moeras van redeneringen en observaties (zeer welwillend zou je deze schrijfstijl ‘hardcore zintuiglijkheid’ kunnen noemen), leest het verhaal van een vrouw die vooral mateloos bang is. Gedurende de vijf verhalen ondervinden we dat ze als de dood is voor de klimaatverandering, voor mannen, suiker, meteorieten, terroristen, eenzaamheid, moederschap, ouder worden – maar wat haar nog het meest beangstigt is haar eigen temperament; de catastrofe die zich zou voltrekken wanneer ze haar gevoelens de vrije loop zou laten.
De andere zes verhalen zijn grotesker, sprookjesachtiger, en lijken symbool te staan voor de binnenwereld van dit personage. Hier komen de roofdieren om de hoek kijken. Een dove man dobbert midden in de nacht in een bootje zonder roeispanen op een moeras vol krokodillen. Twee kleine meisjes worden achtergelaten op een onbewoond eiland. Een vrouw weigert te evacueren als er een orkaan overtrekt. Als in een schilderij van Caspar David Friedrich plaatst Groff de mens, nietig en machteloos, tegenover de overweldigende natuur.
Aandrang
Toch is het dreigende natuurgeweld niet de werkelijke antagonist in deze bundel. De natuur die Groff beschrijft is niet alleen wreed en verwoestend; ze brengt ook erotiek en sensualiteit en schoonheid met zich mee. Niet in de eerste plaats haar onvoorspelbare temperament blijkt te zijn dat de moeder hindert, niet die wens haar woede uit te schreeuwen, maar juist het feit dat ze die aandrang zo angstvallig onderdrukt.
Het is een bemoedigende boodschap, die Groff haar lezer meegeeft: we kunnen de natuur niet beheersen, dus laten we onszelf niet kwellen met angsten over wat ze in petto heeft. Helaas vergt de bundel op stilistisch vlak de nodige verdraagzaamheid. De stijl is, in Groffs woorden, nogal ‘wattig van wolken’; onnauwkeurig, halfslachtig, alsof Groff maar niet op de juiste woorden komt. De sterke thematiek kan niet verhinderen dat de lezer geregeld het spoor bijster raakt in dit ‘woud’ van onbeholpen formuleringen.
ISBN | 9789403150505 |
---|---|
Aantal pagina's | 288 |
Datum van verschijning | 20190502 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 24 mm |