Het goede leven & de vrije markt
Sommige zaken moet je er bij scholieren inhameren. In de vierde klas van mijn middelbare school, een progressief-christelijk Rotterdams gymnasium, kregen wij langharige jongeren keurig de ‘bezwaren tegen het marxisme’ gedicteerd. De illusie van een klasseloze samenleving, de onterechte verwerping van het christendom, het gevaar van revolutionair geweld. Schrijft u even mee?
Dat was in de jaren zeventig, dat vermaledijde linkse tijdvak.
Voor leraren die hun klas anno 2019 liever bezwaren tegen ‘de moderniteit’ of ‘het abstracte individu’ willen dicteren, is er nu het – letterlijk en figuurlijk – gewichtige Het goede leven en de vrije markt van de filosofen Verbrugge, Buijs en van Baardewijk, allen verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Het boek, onlangs bekroond met de Socrates Wisselbeker als meest urgente filosofieboek van 2018, biedt een ‘cultuurfilosofische analyse’ van de crisis van ‘de moderniteit’. Het mikt op een breed publiek, maar is geschreven voor het onderwijs en zal worden gebruikt als vwo-examenstof filosofie 2020.
Maar wat een typisch schoolboek is dit.
Met een grote greep in de westerse filosofie vanaf Plato ‘articuleert’ het boek inderdaad ‘de problemen van onze tijd’, zoals de jury van de Socrates-prijs schrijft, ‘met een grote filosofische openheid’. Nou ja, het laatste is de vraag. Het studieuze boek biedt een door gemeenschapsdenken geïnspireerde modernismekritiek die maar weinig tegenspraak toelaat.
De diagnose is veel vaker gesteld, en inmiddels bijna een gemeenplaats: de samenleving raakt ontwricht door ongebreideld marktdenken en de ‘atomaire ontsporing’ van een berekenend, op beleving gericht individualisme. We leven volgens de auteurs op een ‘vulkanische breuklijn’. Het ‘project van bevrijding’ van de moderniteit botst op ‘principiële tekortkomingen’. Het is uitgemond in ‘de radicale, genadeloze eenmaligheid van het eenzame universum’. Het heeft dus dringend ‘inbedding’ nodig in een idee van het goede leven, zoals dat bij de klassieke Grieken en in het christendom nog het geval was. Vereist is met name een ‘fundamentele heroriëntatie’ op ons vrijheidsbegrip.
Neoliberalisme
Zo past dit leerboek in de hausse aan kritiek op neoliberalisme en individualisme, van antiglobalistisch links tot conservatief rechts. Wat het daaraan toevoegt, is een wijsgerige dieptepeiling die moet duidelijk maken dat de crisis geen toeval is, maar de uitkomst van een ambivalent cultuurfilosofisch proces, dat zijn eigen apotheose in zich draagt.
De auteurs onderscheiden daartoe vijf dimensies van het goede leven die door de reductie van het leven tot ‘markt’ worden aangetast: relaties, instituties, lichamelijkheid, natuur en zingeving. De omgang met alle vijf is versmald tot ‘transacties’, waarin berekening en eigenbelang voorop staan, met de huidige toestand als gevolg.
De nood is dus hoog, en de auteurs willen het dan ook niet laten bij ‘utopische luchtfietserij’, maar bepleiten aansluiting bij ‘wat maatschappelijk gaande is’. Gelukkig zien zij een omslag, zoals in het nieuwe ecologisch bewustzijn en de aandacht voor een spirituele lichaamsbeleving.
Eh, juf? Toch even vragen. Als dit neutrale lesstof is, dan eet ik mijn schrift op. Want de boodschap van het boek is consistent, maar ook stevig gekleurd. Dat blijkt al uit sommige accenten, formuleringen en details. Bij de cultuurcritici Heidegger en Spengler, opnieuw in de mode, verwijzen de auteurs wel naar het nazi-engagement van beiden, maar summier en plichtmatig (bij Spengler is mompelend sprake van ‘enige sympathieën’, bij Heidegger geen woord over zijn omstreden Schwarze Hefte). Over de Verlichtingsfilosoof Kant lezen we in het ene hoofdstuk een grondige uiteenzetting van zijn moraalfilosofie, maar in het andere heet het veel te losjes dat volgens hem ons denken maar ‘heel beperkt’ is en geen betrekking heeft op wat buiten tijd en ruimte ‘ervaarbaar’ is. Daar is niets ervaarbaar, ervaring is bij Kant tijd-ruimtelijk.
Ook in de grote lijnen snijden de auteurs soms flinke bochten af. Was het christendom een ‘ingrijpende breuk’ met de Oudheid? Een school historici van de late Oudheid denkt daar genuanceerder over. Had Jezus echt ‘de mensheid als geheel’ op zijn netvlies, ‘Jood en Griek’ of was de universele heilsboodschap van het christendom niet toch eerder een creatie van Paulus? Een korte excursie naar ‘oosterse filosofie’ in het boek is haast negentiende-eeuws, met archaïsche termen als ‘het oosterse zielsbegrip’. Ook hebben de auteurs weinig oog voor juist de Romantiek, en niet de Verlichting, als bron van de moderne cultus van authenticiteit en individuele beleving.
Heel erg bij de tijd zijn dan weer de filmbesprekingen die dienen ter illustratie van het betoog, al is het soms lastig je gezicht in de plooi te houden bij hun ernstige exegese ervan. Over Avatar, een film die alle clichés uitbraadt over nobele natuurvolkeren die worden belaagd door vervreemde blanken in glimmende machines, merken de auteurs nog wel op dat de film de tegenstellingen ‘wat scherp aanzet’. Maar over de opzegging van het Klimaatakkoord door Trump juichen ze dan weer: ‘Het lijkt wel of de in Avatar verbeelde strijd tussen de Na’vi en de Amerikanen zich nu in de echte geschiedenis voltrekt!’
Dat zijn vooral kanttekeningen. Dit verstrekkende boek bevat ook heel veel wat een eye opener zal zijn voor geïnteresseerde scholieren die de wat moeizame schrijfstijl van de auteurs voor lief nemen.
Opmerkelijker is dat een examentekst een boodschap van acute crisis en urgente heling uitdraagt, een die niet gespeend is van geëxalteerde overdrijving. Zoals in deze waarneming: ‘Wie nu niet slaagt en wie ook niet voor het veertigste, het dertigste en tegenwoordig zelfs voor het vijfentwintigste levensjaar slaagt [..], is een eeuwig probleemgeval’. Werkelijk? Een ‘eeuwig probleemgeval’ op je 26ste?
Wat is dan de remedie?
De auteurs bezweren dat ze de bevrijding van het individu niet ongedaan willen maken, maar die willen ‘inbedden’. Er moet een ‘verdikking’ komen van marktrelaties, de staat ‘moet publieke goederen beschermen en private drijfveren temmen’, Europa dient het Rijnlandse model uit te bouwen, bewust en ‘liefdevol’ leven moet worden bevorderd. Tot uw dienst. Maar we moeten ook een ‘holistische vrijheidsconceptie’ gaan koesteren, die individuele vrijheid koppelt aan ‘een rijker en integraal idee van het goede leven’.
Is er dan nergens, heel misschien, toch nog één verstokte liberaal zonder crisisgevoel, een die niet zo nodig ingebed wil worden? Niet in dit boek, dat vooral een programmatisch traktaat is dat de geesten rijp wil maken voor een ‘fundamentele’ herbezinning. Daar sta je dan, met je meldpunt voor indoctrinatie op school.
ISBN | 9789047709589 |
---|---|
Datum van verschijning | 20181207 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 164 mm |
Hoogte | 242 mm |
Dikte | 37 mm |