Ida Simons. Pianiste, schrijfster, overlevende
Hoe licht schrijft Ida Simons over het hondje Mizzi dat, volgens haar, kon glimlachen. Ze glimlacht naar het zoontje van de vertelster, naar het zieke meisje Hannele, ze glimlacht tegen de commandant van Westerbork, Gemmeker, waardoor haar eigenaren haar mogen houden. Maar op den duur glimlacht ze een keer tegen de verkeerde, in Theresienstadt, en ze wordt meegenomen, eerst naar Praag, dan naar Dresden waar ze omkomt bij het bombardement.
Het lot van de mensen om haar heen is ook niet gunstig, het meisje Hannele sterft, een hulpvaardige dokter wordt doodgeschoten en hoe het de anderen vergaan is – ach.
De vertelster heeft het blijkbaar allemaal overleefd. Ida Simons verklaarde meer dan eens dat het verhaal van Mizzi ‘volkomen waar’ was, en al laat Mieke Tillema in haar biografie Ida Simons. Pianiste, schrijfster en overlevende zien dat dat niet helemáál klopt, voor het meeste in het verhaal geldt dat wel.
Simons heeft het, zo schrijft ze aan een neef, vele malen herschreven, net zo lang tot ze het zonder haat of rancune kon opschrijven. Dat is precies wat het zo aangrijpend maakt.
Ida Simons (1911-1960) was pianiste, met een carrière die zich gunstig ontwikkelde, toen ze, met haar man en zoontje, tijdens de Duitse bezetting werd opgesloten, eerst in Barneveld, toen in Westerbork, daarna in Theresienstadt. Omdat ze Joods waren. Het was voor de elegante Simons, altijd mooi gekleed (ze schrijft vanuit Westerbork: ‘Kousen zijn, dat weet ik, ook “in de wereld” een onbereikbaar ideaal’) een zeer zware tijd, te meer omdat haar zoontje Jan in Barneveld ernstig ziek werd en het kampleven niet bevorderlijk was voor zijn gezondheid. Toch ziet ze in de verschillende kampen nog wel kans om te musiceren, te midden van de chaos, de honger, de overvloed aan mensen in beperkte ruimtes.
Zwitserland
Er zijn maar enkele brieven van Simons uit Westerbork bewaard gebleven. De informatie die Tillema over de kampperiode verstrekt is dus grotendeels van algemene aard, over de situatie in het kamp zoals die was voor alle gevangenen, en verder put ze uit een album dat Simons na de oorlog heeft samengesteld met foto’s van Jan en bijschriften. Daarin schrijft ze over ‘Het groote wonder!’: Ida, haar man David en hun zoontje Jan zijn onderdeel van een groep gevangenen die in februari 1945 naar Zwitserland kunnen vertrekken.
Na de oorlog gaat David weer aan het werk, Jan krijgt bolle wangen en is een goede leerling op school, Ida probeert haar pianocarrière weer op te pakken. Maar dat wil niet erg, de reacties op haar optredens zijn gemengd en ze wordt niet heel vaak gevraagd. Haar charme, humor en dappere opgewektheid zijn er nog wel, maar daaronder woelt iets heel anders. Wellicht was ze voor de oorlog al geneigd tot somberheid, erna lijdt ze aan depressiviteit. Ze voelt zich niet meer thuis in Nederland, ze voelt zich er niet meer bij horen. Geen wonder, gezien ook de bekend koele ontvangst die Nederland teruggekeerde Joodse burgers bereidde. Ook de familie Simons moest erfpacht betalen over jaren waarin hun huis hun was afgenomen. David, die jurist is, dient bezwaar in bij de Haagse Gemeenteraad. Tillema citeert de heer Wagenaar (CHU): ‘Als ik in de schoenen zou staan van de heer Simons, zou ik hebben gezegd: “ik ben zo ontzettend dankbaar dat ik het levend er afgebracht heb; hier zijn de 500 gulden”.’ Blijkbaar vond de heer Wagenaar dat de dankbaarheid van de overlevenden de gemeente Den Haag zou moeten gelden.
Hoe dan ook, Ida is niet langer de vrouw die ze voor de oorlog was. Aan haar Engelstalige neef Julius Held schrijft ze dat het haar man en zoon weer goed gaat, maar wat haarzelf betreft: ‘I am done for’.
Marnix Gijsen
Als pianiste treedt ze ook steeds minder op, tot haar diepe verdriet. Wel gaat ze in 1950 op tournee door Amerika, waar ze de schrijver Marnix Gijsen ontmoet. Dat is niet alleen een zegen voor haar, want er bloeit een warme, lichtelijk verliefde vriendschap tussen hen op, maar ook voor de biografie. Tot daartoe heeft de biografe echt moeten woekeren met de geringe persoonlijke informatie die ze ter beschikking had en moest ze zoveel mogelijk afleiden uit spaarzame gegevens, waardoor er nogal eens zinnetjes in het boek staan als ‘dat dit hun gekwetst heeft, lijdt geen twijfel’; ‘er is mogelijk wel gespeeld met de gedachte’; ‘deze uitspraken wekken niet de indruk dat Ida veel waardering of steun van haar moeder kreeg, waar ze zeker naar heeft verlangd’. Er moet nogal wat verondersteld en ingevuld worden.
Gelukkig zijn er dan dus de brieven van Marnix Gijsen, helaas is van Ida aan hem maar één brief bewaard gebleven. Uit de brieven van Gijsen aan ‘Parel’ zoals hij haar noemt, blijkt dat ook hij weet heeft van de wonden die de oorlogstijd geslagen heeft. Er zijn ook de brieven aan neef Julius, tegenover wie ze zeer openhartig is en op wie ze duidelijk bijzonder gesteld is. En er zijn getuigenissen en verhalen van mensen die haar in de jaren vijftig leerden kennen en die eigenlijk allemaal gecharmeerd zijn van haar – ze moet een geestige, aandachtige, charmante en sprankelende vrouw geweest zijn. Mooi ook nog. Op de omslagfoto van het boek zie je een vrouw met een mooi en geestig gezicht en een niet te ontkennen waas van melancholie en verdriet. Zoveel talenten en toch steeds dat zinnetje op de achtergrond: ‘I am done for’.
Niet dat ze het erbij laat zitten. Ze treedt op, ze gaat verhalen schrijven en liedjes, ze debuteert uiteindelijk in 1956 onder pseudoniem met twee verhalen, Slijk en sterren, waar het verhaal van Mizzi er één van is. Twee jaar later verschijnt, onder haar eigen naam, Een dwaze maagd, dat een bijzonder enthousiaste ontvangst krijgt. Het is een geestige, lichte maar ook pijnlijke roman over een meisje dat pianiste wil worden en dat verraden wordt door mensen met wie ze zich diep bevriend achtte. Het speelt zich geheel in een vooroorlogs joods milieu af, één keertje maar wordt er iets in gezegd over wat later zou gebeuren. De heruitgave van deze mooie kleine roman in 2014 door uitgeverij Cossee is de aanleiding geworden voor een hernieuwde Ida Simons-belangstelling, en dus voor deze eveneens licht-maar-pijnlijke biografie.
Het slot is tragisch – ondanks het verheugende succes van haar boek bleek het wel degelijk waar wat Ida Simons over zichzelf zei. Ze was kapot. Ze overlijdt zeer plotseling, hoogstwaarschijnlijk door eigen hand.
ISBN | 9789059369580 |
---|---|
Aantal pagina's | 416 |
Datum van verschijning | 20210628 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 214 mm |
Dikte | 40 mm |