Het leven in de jaren na de oorlog was simpel en overzichtelijk. En dat gold ook voor wat we aten. Kaantjes op brood. Lammetjespap. Bloemkool met een deksausje. Macaroni met SMAC en tomatenpuree. Dat laatste was dan ook het meest exotische wat op tafel werd gezet. Het was vaderlandse kost wat we aten. De griek, de japanner, de vietnamees? Dat waren nog gewoon buitenlanders, geen restaurants. Van olijfolie had niemand gehoord, of het moest zijn dat je er ontzettend van aan de dunne raakte. Klokslag zes waren het aardappels, vlees en groente die op tafel kwamen. Buiten de deur eten, deed toen bijna niemand. Nou ja, bij de ‘Chinees’ misschien, al haalden we die liever af.
En toch… hier en daar bestaat er een enigszins nostalgisch verlangen naar het eten van toen. Want waar wordt er nog een Russisch ei geserveerd? Wie kookt er zelf nog griesmeelpap? En wordt er nog ergens ragout in Sint-Jakobsschelpen opgediend? Ja, dát was lekker! geeft recepten en schetst sfeerbeelden van onze vaderlandse eetcultuur van zo’n zeventig, zestig jaar geleden.