Deze monumentale monografie is gewijd aan de Nederlandse schilder Jaap van den Ende
(Delft, 1944). In rijk geïllustreerde hoofstukken belichten vier auteurs de ontwikkeling van
een veelvormig oeuvre dat bijna zes decennia beslaat.
Begonnen in de jaren zestig als zuiver abstract, ‘systematisch’ schilder, doet midden jaren tachtig schoorvoetend de figuratie haar intrede. Voor Van den Ende sluiten deze, zo op het eerste oog sterk verschillende benaderingen van schilderkunst elkaar echter niet uit. Sinds het eind van de jaren negentig bestaan abstractie én figuratie naast elkaar, binnen een en hetzelfde schilderij. ‘Ik ben steeds meer gaan voelen, steeds meer gaan streven naar het volledig aanwezig willen zijn’, aldus Van den Ende. ‘Ik ben niet iemand die uitsluitend abstract denkt. Ik wil alles aanraken.’