Mond vol vogels
De bizarre, duistere verhalen in de bundel Mond vol vogels doen denken aan Kafka. Het is moeilijk om een verhaal niet ‘kafkaësk’ te noemen wanneer het personage jarenlang vastzit op een treinstation in de middle of nowhere, omdat de spoorbeambte de passagier geen kleingeld wil voorschieten (zoals in ‘Op weg naar de vrolijke beschaving’). Kafkaësk is ook het scenario (in ‘De graver’) waarin iemand een vakantiehuis huurt, en opgescheept zit met een dienaar die dag in dag uit een gat graaft voor het huis, zonder dat duidelijk wordt waarom: een zinloos gat dat voor de graver niettemin een halszaak is. Vraagtekens, een werkelijkheid die onkenbaar is.
Maar de Argentijnse Samanta Schweblin, onder meer bekend van de geniale speculatieve roman Duizend ogen, gaat verder. Ze is absoluut schatplichtig aan Kafka, maar voegt daar een verrassende zachtheid aan toe, met des te ontregelender effect. Haar personages vinden in hun paranoïde toestanden zorg en solidariteit op onverwachte plekken, waar Kafka’s universum doorgaans kil en eenzaam blijft. De gestrande passagier in ‘Op weg naar de vrolijke beschaving’ wordt opgenomen in een warme gemeenschap: de spoorbeambte en zijn vrouw koken iedere avond een uitstekende warme maaltijd voor hem en een paar lotgenoten, waarna ze allen tussen schone lakens in slaap doezelen. Het is alsof dit echtpaar zo graag wil verzorgen, dat ze hun gijzelaars niet los kunnen laten; ze verstikken hen in liefde. Die onverwachte wending is even komisch als benauwend.
Mond vol vogels verscheen al eens eerder in het Nederlands, in 2011, eveneens in vertaling van Elvira Veenings. Na het succes van Duizend ogen en Zeven lege huizen (in de VS bekroond met de National Book Award) verschijnt deze verhalenbundel in nieuwe druk, met vier nieuwe verhalen eraan toegevoegd. Het is interessant om dit veel vroegere werk (oorspronkelijk uit 2002) te lezen met de kennis van de Schweblin van nu. Duizend ogen, in Nederland verschenen in 2020, is een mozaïekroman over een Furby-achtige knuffel die twee totale vreemden elders op de wereld met elkaar verbindt. Dat was een uitgesproken hedendaags commentaar op onze omgang met technologie, en het effect daarvan op intimiteit. Mond vol vogels zit minder dicht op de tijd. In ‘Op weg naar de vrolijke beschaving’ is moderne technologie helemaal afwezig, wat het gevoel versterkt dat we ons in een kafkaëske wereld bevinden.
Wat de twee boeken verbindt is de centrale rol van familiebanden. In veel van de twintig verhalen in Mond vol vogels is de familie het epicentrum, de oorzaak en het decor van alle geweld, horror en angsten. In het titelverhaal wordt een man door zijn ex-vrouw opgezadeld met hun tienerdochter, die levende vogels met botten en al oppeuzelt. In het openingsverhaal, het nieuw toegevoegde ‘Wanhopige vrouwen’, worden vrouwen op de dag van hun huwelijk achtergelaten bij een openbaar toilet langs de hoofdweg; langzaamaan ontstaat een grimmige gemeenschap van nooit opgehaalde, verlaten bruiden. ‘Mijn broer Walter’ is een cynisch verhaal over een depressieve broer; hoe depressiever hij is, hoe uitbundiger de familie het leven viert.
En net als in Duizend ogen is Schweblin ook in dit vroege werk een uitstekende korte-verhalenschrijver. Ze was, kunnen we nu vaststellen, eigenlijk al op de top van haar kunnen in Mond vol vogels, het boek dat haar internationale doorbraak betekende. Technisch zitten ze volmaakt in elkaar. In onopgesmukt proza, waar enkel het hoogstnoodzakelijke in staat, leidt Schweblin ons een absurdistische wereld binnen. Met haar droge toon worden de zware thema’s bijna komisch. Maar nadat je ogen aan het duister gewend zijn, geeft de schrijver nog eens een ruk aan het stuur; het blijkt allemaal nog een stap verder te kunnen in de richting van het absurde. Aan het slot ontspoort het nog een keer, totdat de lezer duizelig achterblijft.
ISBN | 9789493169234 |
---|---|
Aantal pagina's | 248 |
Datum van verschijning | 20230815 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 181 mm |
Dikte | 21 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres