Door een onbegrijpelijke keten van oorzaken en gevolgen die wij graag toeval noemen, komt de Nederlander Erik Zondag ergens in een hopeloos kuuroord in Oostenrijk de Braziliaanse vrouw tegen met wie hij drie jaar eerder graag een verhouding begonnen was in Perth, Australië, waar hij haar leerde kennen. Hij bezocht er een literair congres, zij was op de vlucht voor een gruwelijke ervaring in een favela van haar geboortestad São Paulo. Op het moment dat hij haar in Perth ontmoette, had zij net een kortstondige relatie met een tijdloze aboriginal achter de rug, en lag ze letterlijk als gevallen engel ergens in een kamer in de stad – onderdeel van een kunstproject waarbij door de hele stad engelen waren gepositioneerd. Het is het duizelingwekkende decor van deze kleine, gave roman over personen die op zoek zijn naar een verloren paradijs waaruit de mens ooit met ‘vlammend Zwaard’ verdreven is, naar een ‘vreemde Wereld, die hun als woonplaats’ zal moeten dienen, volgens de woorden van John Milton in diens
Paradise Lost.