Ik draag mijn stilte op aan jou
Wat heeft muziek met stilte te maken? Alles. Dat blijkt uit Ik draag mijn stilte op aan jou (Le dedico mi silencio), de laatste roman van de 88-jarige Peruaanse schrijver en Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa.
Het is die zin – „Ik draag mijn stilte op aan jou” – die de mysterieuze gitarist Lalo Molfino uitspreekt tegen de beroemde zangeres Cecilia Barraza kort nadat zij hem uit haar band heeft gezet. Een opmerking die kan worden opgevat als een verwijt, maar ook als een liefdesverklaring. Want niet lang na die uitspraak overlijdt de geniale gitarist en wordt zijn stoffelijk overschot in een massagraf gestort. Met als gevolg dat niemand ooit nog zijn briljante gitaarspel zal horen.
Het is dan weer deze stilte waar Toño Azpilcueta, schrijver van vluchtige artikeltjes over Peruaanse volksmuziek, door wordt gekweld. Op een avond in Bajo el Puente, de oude koloniale wijk in Lima, heeft hij tijdens een kleine muzikale bijeenkomst voor het eerst de fameuze Lalo horen spelen. De broodmagere muzikant, gekleed in een te klein pak en met blote voeten in lakschoenen, liet zijn gitaar zuchten en huilen op een manier die Toño nog nooit eerder had meegemaakt, terwijl hij alle beroepsgitaristen van Lima had horen spelen. Zo groot en overweldigend is het talent van Lalo, dat zijn omgeving eerbiedig zwijgt zodra hij begon te spelen. „Alle aanwezigen, mannen, vrouwen en oude mensen, waren het lachen en schateren, kletsen, grappen en complimenten maken vergeten en luisterden ademloos en als gehypnotiseerd naar de snaren, die trilden in de formidabele stilte waardoor de avond werd gedomineerd.”
Na het horen van die klanken besluit Toño dat hij als de auteur van kritieken over criollo-muziek – hij noemt zichzelf een seismograaf die de trillingen van de nationale ziel registreert – de aangewezen persoon is om een boek te schrijven over Lalo. En niet alleen dat, zijn boek moet ook het verhaal worden over de Peruaanse wals en de marinera en het belang van de criollo-muziek (een term voor de muziek uit de hele kuststrook ) voor de eenwording van Peru. Want Toño is ervan overtuigd dat deze traditionele muziek, die ontstond aan het begin van de negentiende eeuw in de Limeense woonkazernes, het potentieel heeft om alle klassen – hoog en laag – te verenigen. Zo wil hij de Peruanen samenbrengen in een tijd waarin het land wordt verscheurd door guerrillastrijders van het Lichtend Pad.
En niet alleen dat, met zijn boek wil Toño tevens zijn eigen maatschappelijke positie opkrikken. Getrouwd met de eenvoudige Matilde, een naaister die voor hun inkomen zorgt en met wie hij twee dochters heeft, droomt hij ervan tot de intellectuele elite van Peru te behoren. Want misschien maakt hij dan ook een kans bij Cecilia Barraza, de zangeres (overigens geen fictief personage) voor wie hij een stille liefde koestert. En dus begint Toño aan een reis door Peru, vastbesloten om te achterhalen wie toch die mysterieuze Lalo was, in de hoop een definitief meesterwerk te schrijven.
Oorsprong van de cajon
Het resultaat is een ontroerende, maar tevens complexe roman. Toño’s zoektocht wisselt Vargas Llosa af met uitgebreide, bijna encyclopedische uitweidingen over de Peruaanse volksmuziek. Het zijn hoofdstukken – zogenaamd geschreven door Toño, maar waarin duidelijk de stem van Vargas Llosa doorklinkt – waar de lezer wordt bijgepraat over grote helden, zoals Felipe Pinglo Alva, de vader van de criollo-muziek (bekend om zijn beroemdste wals ‘De plebejer’) of de Afro-Peruaanse zangeres Lucha Reyes. Daarnaast schrijft Vargas Llosa over, nou ja, werkelijk alles: de roerige geschiedenis van Peru, de oorsprong van de cajon of de charango (klein inheems snaarinsturment), het verschil tussen de cultuur van de kuststreek versus die uit het Andesgebergte of de betekenis van het woord ‘huachafo’, een veelgebruikte term die volgens vertaalster Mariolein Sabarte Belacortu in de buurt komt van ‘kitsch’ maar in feite onvertaalbaar is en door Toño wordt opgevat als een sentimentele, typisch Peruaanse manier van de dingen beleven.
Dat maakt het lezen van dit boek bepaald niet eenvoudig, al helemaal niet omdat Sabarte Belacortu – die een compliment verdient voor haar uiterst zorgvuldige vertaling en uitleg – ervoor heeft gekozen om achterin een lange verklarende woordenlijst toe te voegen. Wie wijs wil worden uit de vele namen, begrippen en typisch Peruaanse uitdrukkingen, is daardoor flink heen een weer aan het bladeren, wat de vaart uit het verhaal haalt. Tegelijkertijd bevat deze roman zo’n rijkdom aan kennis over de Peruaanse muziek, dat de zorgvuldige lezer zich daarna een halve kenner kan noemen – voor de liefhebber is het dan ook aan te raden om af en toe een ‘vals peruano’ op Spotify en YouTube op te zoeken.
Complexe vertelvorm
Meer leren over de Peruaanse muziek is één ding. Maar hoe zit het met het verhaal over Lalo? Vargas Llosa, die in de loop van ruim zestig jaar schrijverschap vele meesterwerken heeft voortgebracht, waaronder Het Groene Huis (1966), Gesprek in de Kathedraal (1969) en De oorlog van het einde van de wereld (1981), bedient zich vaker van complexe vertelvormen. Al in eerdere werken vertelde hij een geschiedenis via een polyfone kakofonie van stemmen, met behulp van perspectiefwisselingen of door te goochelen met de tijd. Ook zijn idee om een verhaal, dat wordt afgewisseld door hoofdstukken die zijn geschreven door de hoofdpersoon zelf, is niet nieuw. In Ik draag mijn stilte op aan jou komt het verhaal over het verleden van de mysterieuze Lalo dan ook langzaam op gang. Desondanks weet Vargas Llosa opnieuw te raken. Zijn gloedvolle beschrijvingen over de liefde tussen de rijke witte Toni, die zijn familie in de ban doet om te kunnen trouwen met de arme, zwarte Lala („een voorbeeld hoe de rest van de Peruanen moeten zijn”) en de rol die de marinera’s, walsen en polka’s spelen in het leven van menig Peruaan, ontroeren. Vooral de wals is er om de heimwee naar het verleden te bezingen, of om de liefde en de vriendschap te vieren. Muziek, schrijft Vargas Llosa, die verbindt: „Waarvoor zijn we anders compadres?”
Ook de bezetenheid van Toño die, gekweld door een rattenobsessie, langzamerhand zijn hele lichaam stuk krabt, is overtuigend. Bovendien is het bijna niet mogelijk om enige gevoelens van melancholie te onderdrukken bij het lezen van deze roman. Vargas Llosa heeft namelijk aangekondigd dat hij er, na ruim zestig jaar schrijverschap, mee ophoudt. Achterin het boek meldt hij bijna terloops: „Ik geloof dat ik klaar ben met deze roman.” En kondigt hij aan nog één essay te willen schrijven over Sarte, zijn ‘leermeester toen hij nog jong was’. „Dat zal het laatste zijn wat ik schrijf.”
Daarmee legt de grote schrijver uit Arequipa zijn pen neer en rest hem, net zoals de zuchtende en huilende gitaar van Lalo Molfino, slechts de stilte.
‘Een ontroerende roman. Vargas Llosa weet opnieuw te raken. Zijn gloedvolle beschrijvingen over de liefde tussen de rijke witte Toni, die zijn familie in de ban doet om te kunnen trouwen met de arme, zwarte Lala en de rol die de marinera’s, walsen en polka’s spelen in het leven van menig Peruaan, ontroeren.’**** NRC
In zijn nieuwe roman keert Nobelprijswinnaar Vargas Llosa terug naar zijn geboortegrond: Peru. Aan de hand van de levendige geschiedenis van de Peruaanse muziek, komen het land, zijn politiek en cultuur tot leven.
De Peruaanse journalist Toño Azpilcueta ademt en leeft Peruaanse muziek. Helaas wordt hij (nog) niet erkend als schrijver en kan hij zijn enorme kennis alleen kwijt in goedkope tijdschriften die hem weinig betalen. Op een avond gaat Toño naar een concert van een gitarist van wie hij nog nooit heeft gehoord. Zijn naam is Lalo Molfino, en zodra de eerste akkoorden klinken beseft Toño dat hij naar iemand luistert met een verbazingwekkend talent. In zijn artikel voorspelt hij een succesvolle carrière voor Lalo Molfino, maar enige tijd later komt hij erachter dat de muzikant in volledige anonimiteit is overleden. Wie was Lalo Molfino? Waarom lijkt niemand zich zijn naam of zijn muziek te herinneren?
Toño begint aan een reis door Peru, vastbesloten een boek te schrijven over Lalo Molfino en de cultuur van zijn land in het licht van de muziek. De muziek die ontstond in de armste achterafstraten van Lima en het wonder verrichtte om, misschien wel voor het eerst, alle Peruanen onder dezelfde hemel te verenigen.
Ik draag mijn stilte op aan jou is een prachtig en bijzonder boek; een hommage aan Peru en de verbroederende kracht van muziek en taal.
In de pers
‘Je veert weer op bij het ontroerende slot, dat een extra lading krijgt doordat je weet dat dit zijn allerlaatste roman is. Die wetenschap stemt weemoedig. Het is eigenlijk niet goed voor te stellen dat er met Ik draag mijn stilte op aan jou een einde is gekomen aan vijfenzestig jaar monumentaal schrijverschap. Zo verslaafd als Vargas Llosa was aan het schrijven, zo verknocht raakte je als lezer aan het vooruitzicht van altijd weer een nieuw boek dat ertoe doet.’ de Volkskrant
‘Vargas Llosa slaagt erin deze roman drie lagen mee te geven. Eén: de lezer gaat samen met Azpilcueta op zoek naar het mysterieuze verleden van die geniale gitarist. Twee: Vargas Llosa steekt de draak met hoe intellectuelen in de ban kunnen raken van allerlei al te absolute gedachtenspinsels. En drie: de geschiedenis van de Peruaanse wals wordt en passant, maar toch ook wel weer heel mooi, tastbaar en met veel gevoel voor details uit de doeken gedaan. En dan is er nog een vierde laag. Want dit boek gaat ook over hoe onmogelijk of bijna onmogelijk het is om een gecompliceerd meesterwerk te schrijven. Vargas Llosa deed zelf eerder gewaagde, bijna ónmogelijke dingen in zijn romans. Ook dit boek heeft iets van een waagstuk. Een heel onderhoudende roman.’ Trouw
‘Vargas Llosa hoort bij de schrijvers die je hele leven bij je blijven. Ik heb al zijn boeken gelezen en het is alsof hij familie is geworden. Hij schreef relevante en vooral ook ontzettend spannende verhalen.’ Maarten Steenmeijer in VPRO Gids
‘Een literair fenomeen. Vargas Llosa is in staat vanuit één centrale locatie, een kadettenschool of een kroeg bijvoorbeeld, een volstrekt overtuigende, rijkgeschakeerde wereld neer te zetten. Zijn grote kracht als literator ligt in zijn humor en de manier waarop hij de spanning opbouwt.’ Barber van der Pol in VPRO Gids
‘Vargas Llosa geldt als een van de belangrijkste auteurs van Latijns-Amerika, vanwege zijn maatschappelijk geëngageerde romans waarin hij geregeld onderbelichte episodes of gebeurtenissen en politieke ontwikkelingen uit de Latijns-Amerikaanse geschiedenis aan de orde stelt. Hij publiceerde niet alleen alom geprezen romans zoals Het groene huis (1965) en Het feest van de bok (1996), maar schreef ook journalistieke verhalen, essays, toneelstukken en non-fictie. Een veelzijdige schrijver dus.’ Het Parool/De Morgen
‘Juweeltje. Een gloedvolle ode aan Llosa’s geboorteland Peru. Zijn zinnelijke schrijfstijl voert je moeiteloos mee naar de sloppenwijken van Lima rond de jaren 90.’ Zin Magazine
ISBN | 9789089682765 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20250114 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 222 mm |
Dikte | 25 mm |