Laat me binnen
Binnenkomen is niet vanzelfsprekend, in de nieuwe verhalenbundel Laat me binnen van Manon Uphoff. Het is eerst even zoeken. Er is een jonge vrouw, in het titel- en openingsverhaal, „die zich bevond aan de buitenkant, aan de rand”. Er zijn torenflats en: „Ze leek op een hert, een dier in de struiken, in de dichte begroeiing rond de vier gebouwen”. Ze volgt een vast ‘patroon’, te weten: „Nadat hij was opgestaan en hun appartement had verlaten, troffen ze elkaar beneden in de hal”, waarna zij er binnengaat om „zich over het bed te buigen en het kleineding eruit te halen dat erin verborgen lag”.
Ze deelt dus een appartement met een hij en staat daar zelf ’s ochtends niet op, maar wordt door hem binnengelaten om overdag voor haar ‘kleineding’ te zorgen? Hoe zit dit?
Ditmaal dus een omweg, in plaats van een vertrouwelijke aanhef met ‘Lezer’, zoals in Vallen is als vliegen (2019), of het verwelkomende ‘Beste lezer’ van de verhalenbundel De zoetheid van geweld (2013). Al nam Manon Uphoff (1962) daar ook een omweg. „Ik stond op het punt je te vertellen over de eerste keer dat mijn verhalen werden gepubliceerd”, aldus die verteller, „maar meer nog dan dat zou ik je willen vertellen over het water, de bron waaruit deze verhalen oprijzen”. Waarna we een web van ingewikkelde familieverhoudingen binnengetrokken werden: het verhaal van een neef die op zijn zesendertigste niet meer uit de strikken van een wurgend leven lijkt te kunnen komen.
Nota bene: lees je dat ná Vallen is als vliegen, dan zie je ook wat daaraan ontbrak. Die roman, Uphoffs magnum opus, toonde wat eerder versleuteld was: de waarheid over de vader in het grote gezin waar Uphoff vaker over schreef. Die was behalve de poortwachter naar de schoonheid van de wereld ook de veroorzaker van pijn en geweld: hij misbruikte zijn kinderen stelselmatig seksueel. Voor deze geschiedenis, uit haar eigen leven gegrepen, had Manon Uphoff in die roman de juiste vorm gevonden, de juiste woorden. Maar de feiten waren er altijd al geweest, en misschien hadden we er al die tijd langs gekeken. Of misschien waren de omwegen nodig, onvermijdelijk.
Waarom dit nu van belang is, in de context van Laat me binnen? Het zijn patronen. „Er was een verleden natuurlijk, er is altijd een verleden, maar wat moeten we ervan weten?” aldus de verteller, wat huiverig, in het titelverhaal – of is de jonge vrouw in de struiken zelf huiverig? Wie wil weten wat er aan de hand is, zou in het verleden de sleutel kunnen zoeken. Daar zien we flarden van: er was een vader, een dreigende figuur die zijn kinderen angst aanjoeg. Die in de lugubere dromen van de hoofdpersoon rondliep in nazi-uniform.
Pijnlijke seks
Verklaart dat familieverleden nu ook waarom deze vrouw zich aan het gewone gezinsleven onttrekt, waarom ze ondanks haar prima man en lieve baby in die bosjes zit en daar gewelddadige en pijnlijke seks met wildvreemden zoekt? Het gaat te ver om te zeggen dat dit een verhaal is over een (verzwegen) incestverleden, daarvoor is onvoldoende bewijs, en trouwens: weet de vrouw zelf wel wat haar dwarszit? Zelfs de verteller, die door de tijd springt en door de kronkelige binnenwereld van de jonge vrouw, blijkt toch niet alles te weten — een gegeven dat de eenzaamheid van de vrouw nog schrijnender maakt.
Er ligt iets duisters en onuitgesprokens onder de dingen, dat haar ontheemding en vervreemding veroorzaakt. Iets duisters dat je in het oeuvre van Uphoff al vaker kon waarnemen, in unheimische en griezelige, poëtische beelden, zinnen, gevoelens en noties, die zich net niet helemaal lieten plaatsen of duiden — wat hun authentieke en eigenzinnige kracht bepaalde. Deze nieuwe bundel, die bestaat uit drie lange verhalen, past in dat oeuvre en toont er de vele verknopingen en vertakkingen van.
Oorlogsveteraan
Ook het tweede verhaal gaat uiteindelijk over ontheemding, al is het daar nog iets meer zoeken en tasten — de verteller is eerder onwetend dan alwetend. Zij (een schrijfster in wie we misschien gewoon Uphoff moeten zien) essayeert zich in zo’n zeventig bladzijden een weg naar begrip van de man van haar schoonzus, de oorlogsveteraan Husein Hebibovic. Ze is „al drie keer aan dit verhaal over hem begonnen” en wil weten waarom hij „zo’n dringende kwestie voor me geworden” is. Ze doet wat een schrijver doet: „op zoek gaan naar een samenhang en patroon, zodat de betekenis zich zou prijsgeven”.
„Zijn geschiedenis is verweven met de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië”, luidt het even korte als lange antwoord op de vraag wie hij is. Die contouren probeert de schrijfster te vullen met biografische gegevens en herinneringen, maar ook met boeken die hij misschien heeft gelezen, of misschien ook niet, boeken die zíj heeft gelezen en waarin het gaat over pijn en oorlog en dood.
Een grote, wat taaie omweg dus, waarin je de moeilijkheid om het subject te naderen goed met de schrijfster meevoelt. De dichtbegroeide zinnen van Uphoff bieden tenminste nog een rijkdom aan details, maar het verhaal wordt het sterkst als er zin en berusting gevonden worden in zijn ongrijpbaarheid — dat wordt de samenhang. Het lijkt wel of de oorlogsveteraan „opzettelijk verwoest heeft willen blijven, net als veel gebouwen in de stad”, schrijft Uphoff. Ze ziet in hoe „de dingen zichzelf zo houden om de geschiedenis, de beweging van de oorlog, de aantasting zichtbaar en in de levende herinnering te houden”. Uiteindelijk is dat idee achter het verhaal misschien wel sterker dan het meanderende verhaal zelf: „het is moeilijk kijken naar een aangetast mens”, luidt de conclusie.
Het beste verhaal in Laat me binnen is het derde, ‘Harold en Linde’, met negentig kalm vertelde bladzijden bijna een novelle. Ook hier neemt de verteller, nu wel weer alziend boven ruimte en tijd zwevend, een omweg voor ze doordringt tot de randfiguur van dienst: kunstschilder Linde, die op een Kroatisch eiland leeft en de leeftijd heeft bereikt „waarop herinneringen zich steeds vaker toonden als repeterende motieven en patronen op een wandtapijt”. Ze denkt aan haar leven waarin ze zich als buitenstaander manifesteerde, als kunstenaar zoekend in vogellijkjes naar „de processen van verbinding en ontbinding”. Aan haar broer, Harold, die alweer jaren dood is, aan hun vader, met wie verbinden ook niet eenvoudig was.
Weer een vader, ja. En nóg een dreigende vaderfiguur, een stiefvader die de jonge Harold „met een touw had geslagen” (maar waarom?). De lezer van Vallen is als vliegen herkent nog een parallel: alles is in gang gezet door een val (nu van Linde), een smak die wellicht fataal uitpakt, maar ook herinneringen loswoelt: „Alles verschoof, alsof de luiken in haar geest waren opengezet – en het enige wat bleef was de vraag wat het betekende: de dingen die je had gezien, en hoe je erop had gereageerd.”
Uphoffs verhaal is het lange, rijke antwoord op die vraag. Al klinkt ‘antwoord’ eenduidiger dan het is: je kunt nog zo’n ruimhartig en scheutig verteller als Uphoff hebben, maar aan het verhaal van een leven zal toch ook weer van alles ontglippen of onvertelbaar blijken. Daar zit iets inherent eenzaams aan. Het is die eenzaamheid, die ondeelbaarheid van een ervaring, waar de personages in Laat me binnen mee worstelen, en die Uphoff gedenkwaardig in woorden vat. Misschien ligt er een verklaring in het verleden, maar wat dan?
De nieuwe verhalen van Manon Uphoff – intens, hartstochtelijk en intrigerend
In Laat me binnen zijn de personages verbannen uit hun huis en uit het leven zoals ze dat kennen. De jonge vrouw uit het titelverhaal wordt opgejaagd door iets ongrijpbaars van binnenuit: het verleden, waar ze nog niet naar kan kijken. In het tweede verhaal moet Hebibovic, die zachtaardiger is dan hem als man wordt toegestaan, de oorlog in – om daarna als een splinter in het leven van zijn vrouw en zoon te blijven steken. In het laatste verhaal overziet Linde, nadat ze ten val komt in haar atelier, haar leven en dat van haar broer, en onderzoekt ze wat hen van elkaar heeft vervreemd na hun gedeelde jeugd.
Allen zoeken ze in een aangetaste wereld naar een plek waar vrijheid en zorg voor een ander naast elkaar kunnen bestaan.
ISBN | 9789021470627 |
---|---|
Aantal pagina's | 208 |
Datum van verschijning | 20250128 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 20 mm |