Veldheer Banner
Hoe leef je met parkinson? Monter, en met een zeer beminnelijke vrouw, aldus een innemende roman.
Ze was al zijn ‘extra oog, dat diepte aanbrengt in zijn maar beperkte waarneming van zichzelf’. Ze was zijn stut, ‘waaraan Saul zo dringend behoefte heeft als hij in een van zijn off states, tussen twee medicijngiften, aan zijn bed of aan zijn stoel is vastgekleefd en niet meer overeind kan komen’. Ze hielp hem uit de blokkade waarin zijn lichaam hem opsloot, met ‘een kalme aanraking en een kleine opwaartse beweging van onze handen’.
Saul Banner had parkinson – al in de vorige roman Brullen (2015) van Marie Kessels, waaruit deze citaten afkomstig zijn. Het alter ego van Kessels, Dana Stromberg, vertelde toen terloops over hem. Dana was in die roman nog vooral met zichzelf bezig: ze leed dankzij haar onophoudelijk luidruchtige buren aan een lawaai-neurose, en ontworstelde zich daar gedurende die verfijnde roman langzaam maar gestaag aan. Door de pijn te accepteren, te doorleven, te omhelzen.
De romans van Marie Kessels (1954) gaan daar vaker over: hoe verstoringen tot ons diepste wezen en gemoed doordringen, en hoe het leven dan toch doorgaat. Zie haar Ruw (2009), waarin een vrouw verder moet zonder haar zicht. Zie Het lichtatelier (2012), waarin een vrouw haar autonomie moet hervinden na de dood van haar (epileptische) minnaar.
Beuzelarijen en dringende zaken
En in de nieuwe, zevende roman Veldheer Banner ‘behandelt’ Kessels dus parkinson? Nou ja, ze ‘behandelt’ die ziekte net zomin als ze eerder iets ‘behandelde’: van deze roman steek je nou niet per se van alles op over deze specifieke aandoening. Ja, je ziet het bekende trillen, je maakt mee hoe er een masker van stijfheid over het gezicht van de patiënt komt te liggen. Hij krijgt loden ledematen, spieren worden strammer, stroever, stijver. De aftakeling van Saul Banner vormt ook de ruggengraat van de roman, dat wel, maar die blijkt uiteindelijk toch niet de hoofdzaak. Het voornaamste wat Veldheer Banner beschrijft is het leven met parkinson, of monterder gezegd: het leven ondanks parkinson, want het gaat door, hoewel de aandoening ook niet weg te denken is.
Saul Banner wordt als eind-veertiger al getroffen door die gekke ‘oudemensenziekte’, maar het zal dan nog een flink decennium duren tot zijn verhaal eindigt. Hij is academicus, getrouwd (opnieuw), vader van twee jonge dochters en hij heeft de ‘onweerstaanbare neiging om voortdurend over van alles en nog wat zijn zegje te doen (we noemden zo iemand een ‘haantje’)’. Hij heeft een stadsappartementje gekocht om te vluchten uit zijn huwelijk, uit het dorp dat zijn ziekte niet begreep, en om vrouwen te ontvangen. Dana Stromberg, onze verteller, werd zijn minnares.
Kessels schrijft zonder noemenswaardige plot en zonder de teugels al te strak aan te trekken. Veldheer Banner is geen boek dat zich dwingend laat noemen, eerder laat Kessels ons gewoon een poos meekijken met het leven. En dat doet ze schitterend. De verteller heeft een groot gevoel voor timing, waardoor het proza steeds vaart houdt. Soms beschrijft ze hun gesprekken (of: zijn monologen) en vlieg je door de bladzijden, soms reflecteert ze en dan verdicht de tekst zich tot iets wat op essayistiek lijkt. Een constante vormen de klinkende zinnen, die iets aardser en minder bloemrijk zijn dan in eerder werk van Kessels, maar uiterst precies.
Wat we te zien krijgen is ‘gewoon het leven van uur tot uur met zijn beuzelarijen en dringende zaken’. We zien hoe Saul moeite krijgt met koken (want veel handelingen), hoe juist de ziekte hem seksueel baat, hoe hij een paniekaanval krijgt als hij zich plots door Dana fysiek overweldigd voelt, zich ergert over zijn moeite met afdrogen na het douchen, een kortstondige ‘Godswaan’ krijgt, grapjes uithaalt. We horen zijn tirades tegen diepe-breinstimulatie, waar veel parkinsonpatiënten bij gebaat zijn, maar waar Banner niets van moet hebben: ‘omdat ik er een straf in zie voor mijn ziek zijn’, want ‘het afwijkende gedrag moet worden gecorrigeerd’.
Ontroerende uitweidingen
Groot en klein dus in de mix, zoals het leven zelf: anekdotes, gesprekken, bespiegelingen over de wereld of de ziekte of over iets treffends wat Dana daarover heeft gelezen – we lezen boeiende en soms ook ontroerende uitweidingen, over de ‘parkinsoncartoonist’ Martin J. Bee en over John Argue, wiens choreografische trucs parkinsonpatiënten helpen bewegen. De ontroering zit ‘m in die gegevens, maar ook in de toewijding die hieruit spreekt: Dana kent dat allemaal omdat ze zich met zoveel overgave engageert.
En dat doet ze vanwege zijn ziekte – die daarmee bijna iets benijdenswaardigs krijgt, iets licht ironisch ook. Maar wat Veldheer Banner bij uitstek toont is dat in het gebrek de ware mens schuilt, en dát is de aantrekkelijke mens: ‘Nooit begeerde ik hem meer dan in die pose van een Sint Sebastiaan, breekbaar, bijna pervers teer en breekbaar, nadat hij uit de douchecel was komen trippelen, me het badlaken in de handen had gedrukt en zich in zijn volle lengte aan me had aangeboden.’ De parkinson is de grote gelijkmaker, en maakte van Banner een teder en aandoenlijk figuur (een rond, fascinerend personage bovendien), die nu maar een leuke indruk probeert te maken door een omgekeerd vergiet op zijn hoofd te zetten.
Het mooist en indrukwekkendst toont Kessels hem misschien nog wel in het laatste deel van de roman, als Dana veel schrijft over hun intimiteit. ‘Het was zijn parkinson die hem pas tot een waarachtig seksueel wezen maakte, denk ik. Hij bewóónde zijn lichaam nu zoveel meer dan voorheen.’ Dus gaan ze seksspeeltjes shoppen – onverwachts horen die scènes tot de meest warme en liefdevolle van de roman. Ze tonen de gelijkwaardigheid tussen de minnares en de minnaar, de echte liefde die zich tussen hen ontwikkelt. Dana behoudt afstand door nooit bij hem in te trekken, Banner behoudt vlagen van zijn macho-autonomie (en dan alleen de aantrekkelijke kanten ervan), tegelijk zijn ze een twee-eenheid.
Dus een ziektegeschiedenis? Ja, maar Veldheer Banner is veel meer dan dat: Marie Kessels schreef een diep inzichtelijke en diep doorvoelde liefdesroman.
Nog voor zijn vijftigste kreeg universitair docent Saul Banner de diagnose parkinson. Sindsdien heeft hij een onbestendig leven geleid. We zien hem hier midden in de chaos van zijn ziektegeschiedenis, vol verlangen naar een toekomst waarin het vertrouwde patroon van het heden niet eindeloos wordt herhaald.
Fotografe Dana Stromberg, een vriendin van Saul, kijkt terug op hun ontmoetingen in het appartement dat Saul eens in een aanval van razende woede kocht om zijn gezin en zijn dorp te ontvluchten, zijn vrijplaats. Daar beleefde ze zijn parkinson samen met hem, als zijn kameraad en bondgenoot. Totdat hij zijn huis moest opgeven.
Wat voelde ik me snel vertrouwd met zijn parkinson, die eerste keer, toen hij op me toe schuifelde door de gang, zijn hoofd gebogen, zijn knieën gebogen, zijn armen tegen zich aan gedrukt, een man in een toestand van krimp maar met fonkelende ogen!
ISBN | 9789403104409 |
---|---|
Aantal pagina's | 384 |
Datum van verschijning | 20180409 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 32 mm |