Wat is God
‘Maar Rudy, er moet een God zijn. Water kookt precies bij 100 graden!’ schreef Gerard Reve ooit aan Rudy Kousbroek. Deze bewering geeft tal van strijdvragen weer over het geloof in God. De onmacht van atheïst om de gelovige te overtuigen: de wanhoop van de gelovige over het onbegrip van de atheïst. De vraag of de wetenschap niet heeft aangetoond dat onze werkelijkheid geen God nodig heeft, is in tegenspraak met het teleologische Godsbewijs dat teruggrijpt op 1 Romeinen vers 20-21: ‘Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien.’
Deze bijbeltekst verklaart de blijvende liefde voor de natuur van de van hun geloof gevallen schrijvers als Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. Zij ontbreken, evenals Reve, in Wat is God? van Ton de Kok, voormalig lid van de Tweede Kamer, oud-marinier, en tegenwoordig leraar godsdienstfilosofie. Zijn boek bestaat uit twee delen: in het eerste bespreekt hij de God van de filosofen, in het tweede voert hij schrijvers op bij wie ‘de worsteling van de filosofie in hun romanpersonages gestalte’ kreeg, omdat ‘een roman pas literatuur is als er tenminste een merkbaar filosofische onderlaag in is aangebracht.’
Aanleiding om dit boek te schrijven, is een tweet van De Kok: ‘Ik ben ongelovig en niet erg bang voor de dood, maar sterven zonder te weten waarom dit alles, maakt me zeer zeer verdrietig.’ Hij besloot ‘de hele geschiedenis van het filosofische godsdenken langs te lopen om te zien hoe de grote denkers met het mysterie van het leven geworsteld hadden.’
Het resultaat is een boek dat zich laat lezen als een verzameling columns van ongelijke lengte, ongelijk niveau, ongelijke leerzaamheid en waarin de waardering van filosofen elkaar nogal eens tegenspreekt. In feite gaat dit boek dan ook meer over Ton de Kok dan over de door hem besproken filosofen en schrijvers. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, mits de auteur zelf interessanter is dan de filosofen en schrijvers die hij bespreekt. Of dat hier ook het geval is, valt te betwijfelen. Het beïnvloedt in ieder geval de weergave van de besproken auteurs. Zo schrijft De Kok over de uitvinder van het zogenaamde ontologische Godsbewijs van Anselmus van Canterbury: ‘met zijn verstand had hij het bewijs geleverd: God is een Wat.’ Dit is merkwaardig. Anselmus is namelijk ook de schrijver van Cur deus homo (Waarom God mens is geworden). God was voor Anselmus geen wat, maar een wie. De titel had dan ook moeten luiden: ‘Wie is God?’
Perfecte alleskunner
Die vraag benadrukt ook Jaap van Heerden in zijn voorwoord bij het boek van Waldo Swijnenburg: De schoonheid en de troost van een wereldbeeld zonder god. ‘Wij kunnen ons God niet voorstellen zonder menselijke trekken.’ Dat aspect van het geloof in God wordt in het boek zelf overigens niet besproken. Swijnenburg heeft het over de ‘Godhypothese’. Hij beschouwt God als een perfecte alleskunner die het universum heeft geschapen. ‘De centrale vraag is: welke verklaring is de beste voor het wonderbaarlijke gegeven dat er leven bestaat op een bijzondere planeet aarde die rondvliegt en – tolt in een onbevattelijk groot universum?’
Net als De Kok is Swijnenburg niet geïnteresseerd in een persoonlijke God: niet in een wie, maar in een wat. Doel van zijn boek is de lezer ‘rationeel en emotioneel een betere atheïst’ te maken. Hij waarschuwt de lezer wel dat hij daarvoor doorzettingsvermogen nodig heeft. Die waarschuwing is op zijn plaats. Het boek is een nauwelijks door te komen opsomming van argumenten en tegenargumenten, waarna er een samenvatting volgt en dan een conclusie. Het is een lang uitgevallen scriptie van een hardwerkende student, want dat moet gezegd, Swijnenburg heeft veel werk in zijn boek gestoken. Hij heeft uitsluitend Engels- en Nederlandstalige secundaire literatuur doorgenomen, vooral bloemlezingen, waaruit hij Thomas van Aquino, Descartes, Leibniz en Kant citeert.
Scheurtjes
Na een inleiding, waarin hij verdedigt dat de zoektocht naar waarheid, en dus naar God, het beste gedaan kan worden met behulp van filosofisch onderzoek van feiten en argumenten, stelt hij zich de vraag of het godsbegrip ‘steekhoudend’ is. Uiteraard oordeelt hij dat dit niet het geval is, waardoor de Godhypothese ‘de eerste scheurtjes begint te vertonen’.
De vraag is echter waar dit aan ligt. Elders in zijn boek beschrijft Swijnenburg met instemming de stelling van Colin McGinn dat mensen ‘blinde vlekken’ hebben in hun denken. Volgens McGinn kunnen we het probleem van de relatie tussen lichaam en geest niet oplossen, omdat zij daar nooit de begrippen voor kunnen ontwikkelen. We zijn daar te dom voor.
Een gelovige kan natuurlijk hetzelfde argument gebruiken: het feit dat ons begrip van God ongeloofwaardig is, wijst ons op onze eigen onvolkomenheid. Met dat Godsbegrip zelf is niets mis, wij kunnen het alleen niet bevatten.
In het slothoofdstuk ontvouwt Swijnenburg zijn atheïstisch wereldbeeld. Dat zou, gelet op de titel, het hele boek moeten dragen. Maar de lezer die verwacht dat hij wordt beloond, komt bedrogen uit. Het komt ‘kortom’, ‘samenvattend’, ‘tenslotte’ neer op: ‘Datgene wat je plezier geeft, je familie, vrienden, partner en kinderen: dat is de zin van je leven.’
Ton de Kok is gepromoveerd in de geesteswetenschappen, oud-marinier, voormalig lid van de Tweede Kamer en tegenwoordig docent godsdienstfilosofie op een middelbare school in Amsterdam. Hij mengt zich regelmatig in het publiek debat op de opiniepagina's van de landelijke dagbladen. Gevoed door zijn veelkleurige levenservaring geeft hij met een journalistieke pen in een persoonlijk document een boeiend beeld van de bestaansworsteling van bijna veertig filosofen en schrijvers met de vraag Wat is God?
Tussen Xenophanes (500 v.Chr.), met wie het boek begint en Harry Mulisch, met wie het wordt afgesloten, ontmoeten we onder anderen Plato, Lucretius, Thomas van Aquino, Eckhart, Pascal, Spinoza, Voltaire, Schopenhauer, Nietzsche, Sartre, Mann, Hesse, Camus, Hemingway en Kertész.
ISBN | 9789068686333 |
---|---|
Aantal pagina's | 304 |
Datum van verschijning | 20131202 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 134 mm |
Hoogte | 210 mm |
Dikte | 29 mm |