Wie wat woke?
‘Woke’ als racialisering van de wereld
Activisme Wat verbindt de woke-beweging? Socioloog Walter Weyns stelt dat ‘witheid’ de gemeenschappelijke vijand is die de woke-coalitie samenhoudt.
Van oorsprong maakt het begrip ‘woke’ deel uit van de New Yorkse straattaal in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Het werd vooral door Afro-Amerikanen in New York gehanteerd om andere ‘brothers’ en ‘sisters’ eraan te herinneren vooral toch ‘woke’ te blijven: alert, als het om racisme en sociale onrechtvaardigheid ging. Maar ‘wokeness’ als begrip kreeg pas vleugels toen de Afro-Amerikaanse hoogleraar Kimberlé Crenshaw het woke-idee in 1989 koppelde aan het door haar gemunte begrip ‘intersectionaliteit’; het zogenaamde kruispunt-denken, waarin wordt uitgegaan van een veelheid aan factoren die onderdrukking bewerkstelligen: denk aan ras, sekse, gender, seksualiteit, klasse – al kwam de klasse-analyse er bij Crenshaw bekaaid vanaf. Het was haar te doen om de samenhang boven tafel te krijgen van de verschillende vormen van machtsongelijkheid.
Vanaf de jaren negentig maakte de intersectionele benadering school, eerst vooral in academische kringen van progressieve juristen en sociale wetenschappers, later ook buiten de universiteit, in de politiek, de kunsten en in de wereld van de actievoerders (‘social justice warriors.’)
‘Woke’ is inmiddels een parapluterm, waar lhbtiq-ers onder kunnen schuilen, zwarte en gekleurde activisten, klimaatactivisten en nog heel veel meer groepen.
Vluchtige stromingen
Walter Weyns, die sociologie en cultuurkritiek doceert aan de Universiteit Antwerpen, heeft met dit boek dan ook geen eenduidig onderwerp te pakken. Woke is eerder een ‘beweging’, die breed uitwaaiert, en Weyns waagt zich dan ook niet aan een strikte definitie, indachtig het advies van Emile Durkheim, de grondlegger van de Franse sociologie, die ervoor waarschuwde dat ‘stromingen te vluchtig zijn [...] voor sociologen om zich mee bezig te houden’.
Toch doet Weyns een poging, niet alleen om de woke-beweging in kaart te brengen, maar ook om de theoretische wortels bloot te leggen, waar dit woke-gedachtegoed op teruggrijpt. Daarbij noemt hij mensen die zich duidelijk met woke associëren, zoals in Nederland de antropoloog Gloria Wekker en in de Verenigde Staten de schrijver Ta-Nehisi Coates. Hun boeken en artikelen geven hem enig houvast.
En zo durft Weyns het aan een ‘basisidee’ te benoemen, dat al de verschillende woke-zaken met elkaar verbindt, en dat is in zijn ogen: witheid. Volgens hem kun je de woke-mentaliteit niet begrijpen zonder inzicht in de plaats en positie die de ‘witte man’ inneemt in woke-kringen. De ‘witte man’ is het afzetpunt bij uitstek en Weyns stelt dat hij ‘uitsluitend de gemeenschappelijke vijand [is] die de grote woke-coalitie samenhoudt.’
Hoe groot de onderlinge verschillen tussen de diverse groepen ook mogen zijn die zich tooien met de woke- term, uiteindelijk definiëren ze zich als slachtoffer van die ene vijand: de almacht van de witte man.
Weyns grijpt voor zijn zoektocht terug naar de Amerikaanse geschiedenis van de 20ste eeuw, toen de Burgerrechtenbeweging van zich deed spreken; de zwarte voorvechter en mensenrechtenactivist Martin Luther King is daarvan de bekendste, met zijn pleidooi voor geweldloosheid en zijn droom van een rechtvaardiger, kleurenblind Amerika. Maar juist deze apologeet van ‘nonviolence’ werd in 1965 vermoord, en iedere vorm van welwillendheid van Afro-Amerikaanse zijde leek op dat moment naïef en zelfs suïcidaal. Radicalere zwarte groepen kwamen op, zoals de gewapende Black Panthers en de Black Power-beweging, die in Stokely Carmichael haar woordvoerder vond. Carmichael, door Weyns geciteerd: ‘De voorstanders van Black Power zijn ervan overtuigd dat een ‘geweldloos’ streven naar gelijke burgerrechten iets is dat zwarten zich niet kunnen veroorloven, en bovendien een weelde die de witten niet verdienen.’
Sinds die tijd ziet Weyns de opmars van een geharnast idee van witheid opkomen, waardoor de muren tussen ‘zwart’ en ‘wit’ als onneembaar hoog worden ingeschat.
Geen universeel standpunt
‘Witheid’ is het centrale probleem voor radicale wokers. Ter adstructie citeert Weyns de Nederlandse socioloog Willem Schinkel, die ook de partijideoloog is van BIJ1: ‘Wie nuance zoekt, verdedigt witheid.’ Het moge duidelijk zijn dat Schinkel geen nuancezoeker is.
Ook laat Weyns overtuigend zien waar de kernideeën van de woke-mentaliteit vandaan komen: hij ziet lijnen tussen het radicaal feminisme en de theorievorming van de Frankfurter Schule en Franse filosofen als Lyotard en Foucault, die wel onder de noemer ‘postmodern’ worden gerubriceerd. Het is vooral hun relativisme en perspectivisme, dat de wokedoeners en -denkers aanspreekt: er bestaat geen universeel standpunt, ieder mens is door en door bepaald door de positie die hij, zij, hen, inneemt in het maatschappelijke krachtenveld.
Al die theoretische ingrediënten komen van pas, constateert Weyns, maar in de eerste plaats zijn woke-aanhangers volgens hem toch activisten: het denken is een middel tot een hoger, politiek doel. Hier horen we de echo van Karl Marx: ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd, het komt erop aan haar te veranderen.’
Weyns constateert: waar binnen de -woke-beweging genderidentiteiten allerwegen mogen bloeien, wordt het etnische verschil versmald tot ‘wit’ en ‘zwart.’ Binair denken – denken dus in uitsluitingen, als in 0 of 1 – is verkeerd wanneer het om gender gaat, want er is veel meer dan man of vrouw; maar wanneer het raciale aspect aan de orde komt, zijn ‘wit’ en zwart’ toch de twee belangrijkste richtsnoeren.
Weyns probeert, op een enkele sneer na, de woke-auteurs en hun gedachtegoed serieus te nemen. Maar dit ene, persoonlijke zinnetje van Weyns is zowel scherp als kritisch: ‘Blanken perse “witten” willen noemen dwingt hen om, bij wijze van spreken, hun lidmaatschap van de mensheid op te zeggen en te vervangen door een rassenkaart.’ Zo laat Weyns zien hoe, via het radicale antiracisme, opnieuw een racialisering van de politiek en van de wereld plaatsvindt. Hij is daar, terecht, zeer huiverig voor.
18-03-2022 Stephan Sanders
‘Woke’ betekent zoveel als een verscherpt gevoel voor onrechtvaardigheid. Na Black Lives Matter, #MeToo, de klimaatzaak, het zwartepietendebat, de dekolonisatie van de witte westerse mentaliteit en de kritiek op heteronormativiteit vanuit de lgbtqia+-gemeenschap kun je er niet naast kijken. Films, boeken, auteurs, artiesten en zangers worden gecanceld of voorzien van een waarschuwing. Literaire canons gaan op de schop, de geschiedenis wordt herschreven en de taal gezuiverd. Universiteiten, gezaghebbende media en bedrijven zijn als de dood voor een misstap.
Wie wat woke? geeft duiding en analyse bij hoe we vandaag naar (on)rechtvaardigheid kijken. Waar komt de woke cultuur eigenlijk vandaan? Wat is de waarde van deze beweging? Zuivert zij de geesten of gooit ze al cancelend en klagend het kind met het badwater weg?
De meningen over woke lopen sterk uiteen. Niet verwonderlijk, want de woke beweging zit vol paradoxen. Zij bekritiseert hokjesdenken, maar loopt achter vlaggen. Zij relativeert de waarheid, maar slaat een dogmatische toon aan. Zij voert complexe termen in, maar uit zich het liefst in simpele slogans en hashtags. Ze houdt van diversiteit, maar verkettert afwijkende meningen.
ISBN | 9789464014440 |
---|---|
Datum van verschijning | 20211029 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 225 mm |
Dikte | 30 mm |