Yucca
Heel vaak gebeurt het niet in de Nederlandse literatuur dat een schrijver een personage herneemt – laat staan twee personages, uit verschillende boeken. In de nieuwe roman van Peter Terrin, Yucca, keert Renée terug: het meisje om wie alles draaide in zijn met de AKO Literatuurprijs bekroonde Post Mortem. In dat boek verwerkte Terrin zijn ervaringen rondom het herseninfarct dat zijn vierjarige dochtertje net niet fataal werd. In Yucca is Renée volwassen en springlevend: ze heeft met exclusieve kunstprojecten een grote reputatie opgebouwd. Intussen blijft er een zwaard van Damocles boven haar hoofd hangen: een tweede herseninfarct zou haar fataal zijn.
Het duurde even tot ik de tweede herintreder herkende. Dat is een zekere Victor, een weduwnaar die aan het begin van Yucca de gevangenis verlaat waar hij elf jaar opgesloten heeft gezeten. Het kwartje viel pas op pagina 45, als Victor aan zijn zoon denkt: ‘Hij is gestorven. Op een dag lag hij dood in bed. Hij bewoog niet meer. Ik denk dat ik hem vermoord heb.’ Dat is niet zomaar een verhaal, dat is het verhaal van Blanco, de fabelachtige korte roman waarmee Terrin in 2003 zijn reputatie vestigde: Daarin probeert een man na de gewelddadige dood van zijn vrouw zijn tienjarige zoon te beschermen. Blanco is een van de beste romans die in het Nederlands over terreur zijn geschreven.
Dat de 47-jarige Vlaming twee personages in een nieuwe omgeving laat doorleven, kan moeilijk los gezien worden van wat hij twee jaar geleden tegen Toef Jaeger zei in een uitgebreid interview: „Ik denk dat mijn toekomstige personages minder strevend zullen zijn, omdat ze nu tot meer aanvaarding in staat zijn. Dat ze misschien nu beseffen dat het gevecht niet altijd geleverd hoeft te worden, maar dat er ook kracht geput kan worden uit de situatie waar ze zich bevinden” (Boeken, 04.07.14). Dat zijn de woorden van een schrijver, maar óók de woorden van een vader die de dood van zijn dochter in de ogen heeft gekeken.
Hoopvoller
Inderdaad staan de personages in Yucca anders in het leven dan de angstige figuren die de meeste romans van Terrin bevolken. Hoopvoller. En de wereld lijkt het ook beter met ze voor te hebben. Zo belandt Victor via de reclassering in een appartement waarvan de oude eigenaar (‘de Gier’) hem kleren leent, terwijl er zich verschillende personen over hem ontfermen – onder meer door hem een baantje te bezorgen bij een mysterieus cateringbedrijf, waaraan de roman zijn titel ontleent. Er zit overduidelijk een luchtje aan de zaak: wat is bijvoorbeeld de precieze aard en herkomst van het grijsachtige diepvriesvlees dat soms moet worden vervoerd? Wat zit er in de witte doos die de Gier meevoert? Want één ding is niet veranderd bij Peter Terrin: de wereld is in hoge mate onbegrijpelijk – en angstaanjagend voor wie daar gevoelig voor is.
Juist in die gevoeligheid is voor Victor wel wat veranderd. Zo oefent hij ineens een grote aantrekkingskracht uit, op vrouwen én mannen. Het geeft hem meer moed dan hij ooit heeft gehad en leidt er uiteindelijk zelfs toe dat drie vriendinnen van Victor gezamenlijk op zoek gaan naar de moordenaar van zijn vrouw – waarbij de betekenis duidelijk wordt van het aan de Britse popgroep The Spice Girls ontleende motto van de roman: ‘So, tell me what you want, what you really, really want.’
Heel anders van aard is het verhaal van Renée, wiens kunstprojecten in het teken staan van keerpunten in een leven: zo is er de performance ‘De ommekeer in het leven van Beer’, waarbij een teddybeer en een handboor een hoofdrol spelen. En een ander project waarbij een elektrische schokken afgevend implantaat iemands leven moet veranderen. Wanneer Renée bij een van de ‘voorstellingen’ geen implantaat inbrengt, treedt een placebo-effect op dat ook voor haarzelf verstrekkende gevolgen heeft.
Op de achtergrond speelt een derde verhaallijn rondom een agent die betrokken was bij het onderzoek naar de moorddadige Bende van Nijvel in de jaren tachtig. In alle verhalen speelt een gewapende clown een rol: een figuur waarin hoop en vrees, plezier en gevaar samenkomen.
Onbestemdheid
Yucca is een fascinerend spel met identiteiten geworden, zij het óók een spel dat veel vraagt van de lezer. De afzonderlijke verhaallijnen in de roman zijn spannend, maar worden aan het eind van het boek niet dwingend samengebonden. Die onbestemdheid is inherent aan precies datgene wat Terrin wil laten zien, namelijk dat niet het streven van de personages de hoofdzaak is, maar wat zij op het moment zelf beleven. Zijn gaat voor willen. Toch bleef ik na Yucca met een onbestemd gevoel achter: de houdgreep waaruit Terrin in zijn eerdere romans geen ontsnapping bood (zoals ook in het meesterlijke De bewaker), had zo zijn voordelen. Daar staat tegenover dat de meeste schrijvers op het moment dat hun publiek groeit, de verleiding niet kunnen weerstaan om de oren naar dat publiek te laten hangen. Dat doet Terrin niet: hij kiest unverfroren voor de literatuur. Zoals hij in het al genoemde interview zei: er mag best wat meer worden geëxperimenteerd. En dat levert ook in Yucca veel moois op, waarvan de betekenis pas in tweede instantie tot je doordringt, zoals de gewoonte van Victor om naar de voeten van mannen te kijken. ‘Victor zag vanuit de Jaguar eelt op zijn hielen’, staat er dan. Of bij een ander: ‘Het zwarte haar, dat zagen ze van hier, zat op al zijn tenen.’ Dat voetenfetisjisme heeft een akelige achtergrond, want destijds werd Victors vrouw door een carjacker doodgetrapt – met de hiel. In dit universum is elke hiel een moordwapen. En als je deze twee citaten in hun context ziet, behoort de ene hiel toe aan de vermoedelijke moordenaar en de andere aan de man die de identiteit van de vermoedelijke moordenaar onthult. Maar op basis waarvan eigenlijk? In het scheppen van dat soort verwarrende effecten is Terrin een meester – en Yucca een roman waarin je niet snel uitgelezen raakt.
Renée, een vrouw van negenentwintig, richt het woord tot haar zoontje. Toen ze vier was overleefde ze een herseninfarct, op haar negende ontdekte ze haar magische krachten. Nu, in 2035, is ze een steenrijke kunstenares. Haar werk verandert tal van mensenlevens, terwijl haar leven eenzaam is en wordt bedreigd.
In 1985 is de grootvader van Renée, een politie-inspecteur, getuige van de laatste en bloedigste terreuraanval van De Bende. Vanaf de parkeerplaats voor de supermarkt ziet hij iets wat niemand anders opvalt. Dertig jaar later krijgt hij een laatste kans om zijn gelijk te halen.
Zin voor zin, zoals Peter Terrin dat kan, spint hij de lezer in. Verleden, heden en toekomst komen samen in een intens en melancholisch verhaal over wie we zijn en wat we doen.
'Ze luisterden zwijgend naar de autoradio. Hij zou weten wanneer het zover was. Dat had de Gier hem verzekerd. Viktor moest de oude man voor de kleren van Alex een wederdienst bewijzen, maar wat die wederdienst inhield kon de Gier niet zeggen. Hij schudde zijn hoofd, onder zijn kin zwaaide het oude, lege vel obsceen mee. Het moment zou komen, en als het moment kwam dan vertrouwde hij erop dat Viktor hun overeenkomst eerbiedigde. Hij hoefde niets te doen, alles zou vanzelf gaan.'
ISBN | 9789023499282 |
---|---|
Aantal pagina's | 400 |
Datum van verschijning | 20160905 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 32 mm |