‘Voor het eerst in vijftien jaar speelde de naam van die vrouw hem door het hoofd, en die zou op zijn beurt ongetwijfeld de herinnering oproepen aan andere personen, aan degenen die hij in haar gezelschap had gezien in het huis aan de rue du Docteur-Kurzenne. Tot nog toe hadden zijn herinneringen aan die mensen een soort winterslaap doorgemaakt, maar dat was voorbij, de spoken durfden weer in het volle daglicht te verschijnen. Wie weet zouden ze hem de volgende jaren telkens weer komen lastigvallen, zoals afpersers altijd doen. En aangezien hij het verleden niet kon herbeleven om het te corrigeren, kon hij hen misschien nog het best definitief onschadelijk maken en op afstand houden door ze te veranderen in romanpersonages.’