Copsford
Een vochtig krot tussen de ratten, en toch: genieten
Walter Murray Deze Britse schrijver trok zich terug op het barre platteland en doet verslag in een prettig onkoket boek.
‘Niemand is geboren voor een leven in afzondering’, schrijft Walter Murray in het eerste hoofdstuk van zijn boek Copsford, ‘nog niet één op de tienduizend kan het aan en nog niet één op de miljoen kan niet anders.’
Murray (1900) kon het aan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had hij zich aangemeld bij de Royal Air Force, maar voor hij de lucht in ging was de vrede getekend. Hij trok naar Londen en werd journalist. De stad en het werk benauwden hem en hij droomde van een leven ‘dicht bij natuur’ op het platteland. Het bleef niet bij een droom. Van een boer huurde hij een afgelegen, vervallen woning in Sussex. Hij nam zich voor in zijn levensonderhoud te voorzien met het verzamelen en verkopen van geneeskrachtige kruiden.
Angsten
Jaren later, in 1948, schreef hij Copsford, genoemd naar het huis waarin hij een klein jaar bivakkeerde. Nou ja, ‘huis’ is een groot woord. Op het omslag van de Nederlandse vertaling staat een lieflijke afbeelding van wat planten. De Engelse editie heeft een foto van het vervallen Copsford zelf om het omslag, en dat ziet er aanmerkelijk minder lieflijk uit. Het viel Murray dan ook niet mee, in het begin, en dat beschrijft hij uitgebreid.
Het huis heeft twintig jaar leeg gestaan en is totaal ongeschikt voor bewoning. Het is alsof Murray een spookhuis binnen gaat, en de eerste nachten heeft hij last van verlammende angsten. Het krot heeft wel degelijk bewoners: een troep ratten, waartegen Murray een meedogenloze oorlog voert, die hij pas weet te winnen wanneer de hond Floss in zijn leven komt. Daarna kan hij zich richten op het verzamelen en drogen van kruiden.
Dat laatste is nogal lastig in een van vocht doortrokken huis, maar het verzamelen bezorgt Murray lyrische, bijna extatische natuurervaringen, die hij, al die jaren later, gedetailleerd en begeesterd weet te verwoorden. ‘Opeens scheerde een bundel zonlicht als een zoeklicht over het veld, om met een dramatische intensiteit op de trillende espen te blijven hangen. Oh, mijn hart! Niemand zal ooit woorden kunnen geven aan die glorieuze siddering.’ Als geïsoleerd fragment komt zoiets misschien al te extatisch over, maar ingebed in Murrays verder vaak zo nuchtere proza werkt het wel.
Achter de ploeg
Er zit iets amateuristisch en didactisch in dat proza, wat prettig ongekunsteld aandoet. Wanneer Murray een boer tegenkomt die met een paard een veld omploegt is hij verrukt als hij ook even achter de ploeg over het veld mag, ook al bakt hij er niets van. Zijn opwinding is oprecht. Het is in Murrays voordeel dat hij geen literator is, hij maakt zich niet druk om stijl, hij schrijft op wat hij meemaakte en voelde. Nergens krijgt zijn proza het kokette van: kijk mij nu toch eens lekker authentiek Terug Naar De Natuur gaan.
Het achterste van Murrays tong krijgen we nergens te zien
Hij is geen denker, zoals Thoreau, die zich zeventig jaar eerder terugtrok in een kaal huisje in het bos en daar verslag van uitbracht in zijn boek Walden. Murray is een onhandige pragmaticus, die niet kan koken en zelf niet overtuigd is van de werking van de kruiden die hij verzamelt.
Tot in de barre winter gaat hij zijn gang in de natuur, genietend van en lijdend aan zijn zelfopgelegde afzondering. Al die maanden ziet hij vrijwel geen mens, met uitzondering van de boer van wie hij Copsford huurt en een bevriende muzieklerares uit een naburig dorp, met wie hij een lange fietstocht maakt waarbij zich wellicht net iets meer afspeelde dan hij de lezer wil laten geloven. Het achterste van Murrays tong krijgen we nergens te zien, hij kijkt meer naar buiten dan naar binnen, Copsford is eerder een verslag dan een zelfanalyse.
Bij een roman houden de personages op te bestaan zodra je het boek uit hebt, maar Copsford is geen roman, en dus vraag je je af hoe het verder met Murray is gegaan. Volgens Wikipedia stichtte hij een paar jaar later een school waaraan hij veertig jaar verbonden zal blijven. Hij zal zijn leerlingen ongetwijfeld veel over de natuur hebben bijgebracht. Of het ooit nog iets is geworden met de muzieklerares wordt niet vermeld.
23-07-2021 Rob van Essen
Copsford, veelvuldig aanwezig en een inspiratiebron in De wilde stilte van Raynor Winn, is een buitengewoon boek. Copsford is het klassieke verhaal van Walter J.C. Murray. Begin jaren twintig huurde hij een vervallen huisje zonder stromend water of elektriciteit op het platteland van Sussex, ver weg van zijn stadsleven. De meeste ramen waren kapot, het was vies, donker en vol met ratten. Hij kocht een kwast en een emmer in het dorp, dwong de ratten zich terug te trekken en richtte Copsford in met slechts enkele meubelstukken. De plaatselijke postbode vond een hond voor hem, en met zijn nieuwe metgezel begon hij zijn omgeving te verkennen. Hij verdiende de kost met het verzamelen, drogen en verkopen van de kruiden die hij lokaal vond, zoals kleefkruid, agrimonie, ogentroost en duizendblad. Het is echter niet alleen het verhaal van een landelijke idylle – het leven op Copsford was moeilijk, en Murray schuwt de incidentele verschrikkingen van de natuur niet.
'Een prettig onkoket boek.' - **** Rob van Essen in NRC
'De inleiding is geschreven door Raynor Winn. Wat deze auteurs, behalve hun liefde voor de natuur, verbindt is hun aandacht voor de alledaagse bezigheden, die onderliggende emotionele processen in de schaduw stellen.' - Vrouwkje Tuinman in Trouw
'Ik vond het zo mooi dat ik er emotioneel van werd.' - Octavie Wolters
Hij leert de Victoriaanse preutsheid af te schudden en naakt te zwemmen, zwerft dagen door de velden en bossen en beschrijft in heerlijk detail de planten, de dieren, de sfeer en het weer.' - NBD Biblion (Livia Visser-Fuchs)
'Een boek om verliefd op te worden.' - Elisabeth Francet
ISBN | 9789492068569 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20210618 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 201 mm |
Dikte | 25 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres