De breedsprakige dame
Maeve Brennan Met een blik als van een camera die steeds naar leegte en eenzaamheid zwenkt noteert de Ierse columnist van The New Yorker in haar derde, nu vertaalde bundel wat ze allemaal ziet in het New York van de jaren zestig.
Ondanks haar pseudoniem was ze verre van breedsprakig, ‘The Long-Winded Lady’ die vanaf 1953 korte stukken voor The New Yorker schreef. In glashelder proza beschreef ze wat ze zag als ze door New York liep, in een restaurant at, vanuit haar hotelkamer naar buiten keek. Pas toen in 1969 een selectie uit haar artikelen werd gebundeld, bleek wie zich achter het pseudoniem verschool: Maeve Brennan (1917-1993), de Ierse schrijfster die in de jaren dertig met haar ouders naar de Verenigde Staten vertrok en na de oorlog een vaste plek verwierf in de burelen van The New Yorker.
De breedsprakige dame is het derde boek van Brennan dat in korte tijd in het Nederlands verschijnt, na Een bezoek en De twaalfjarige bruiloft. De bundel bevat 56 stukken, die grotendeels uit de jaren zestig dateren. New York is aan het veranderen, oude straten worden afgebroken, hoogbouw verrijst. Hier en daar wordt verwezen naar de actualiteit (bloemenkinderen, een anti-Vietnam demonstratie), maar de observaties van de ronddwalende schrijfster hebben tegelijkertijd iets tijdloos, omdat ze zich richt op de mensen die haar paden kruisen.
Met een haarscherpe blik beschrijft ze hun gedrag, hun kleding, hun uiterlijk, alsof ze haar vreemd zijn en gedetailleerde beschrijvingen haar moeten helpen zich thuis te voelen in deze wereld, deze stad, tussen deze mensen.
Er zit veel leegte in deze stukken. Zelfs wanneer Brennans alter ego in het stuk ‘Een mysterieuze optocht van mannen’ een straatvullende optocht beschrijft, benadrukt ze de verder lege Avenue en de lege gebouwen aan weerszijden, met lege ramen. Wanneer ze een menigte tegenkomt die voor de ingang van een danspaleis samendromt, volgt ze met haar ogen en haar pen een eenzame passant die voor die groep langs loopt, verder de donkere stad in. Haar blik is als een camera die voortdurend naar leegte en eenzaamheid zwenkt. Straten worden beschreven als personages, met uitdrukkingsloos starende ramen en muren met littekens.
De breedsprakige dame is zelf ook altijd alleen, en je krijgt de indruk dat ze haar eigen eenzaamheid gespiegeld ziet in de stad. Soms is er een zweem van geborgenheid, in restaurants bijvoorbeeld, terwijl het buiten sneeuwt, maar ook daar zit de schrijfster alleen aan een tafeltje. Ze ziet veel maar ontmoet niemand. Over wat ze ziet denkt ze het hare, met een mengeling van ontroering, verwondering, lichtheid en melancholie, met hier en daar een vleugje sarcasme.
Een columnist die observerend door stadsstraten wandelt, dat is niets nieuws. Maar Brennan maakte er zestig jaar geleden iets van dat nog steeds glanst.
De vertaling behoudt de toon, maar glijdt soms uit: football is geen voetbal en ‘Sixth Avenue in the Forties’ betekent niet ‘Sixth Avenue in de veertiger jaren’, maar verwijst het naar het deel van Sixth Avenue dat tussen de veertigste en de vijftigste straat ligt.
Hopelijk komt er een tweede druk waarin dit kan worden rechtgezet. Maar wacht daar niet op, koop dit boek, verbeter de foutjes met potlood, lees elke avond twee stukken voor het slapen gaan.
We ervaren de steeds weer andere sfeer op straat, in een café of in een hotelkamer aan Washington Square, in het snel oprijzende New York, waar alles lager dan acht verdiepingen zonder pardon op de schop gaat.
ISBN | 9789025310424 |
---|---|
Aantal pagina's | 280 |
Datum van verschijning | 20200225 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 201 mm |
Dikte | 22 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres