De kloof
‘De oudste literaire belofte’, noemde kunstenares Dorothea Tanning (1910-2012) zichzelf grappend, toen ze in 2004 debuteerde als romancier. Ze was drieënnegentig. Haar halve leven had ze aan haar debuutroman gewerkt, ze begon eraan in 1943. Toen Tate Modern in 2019 een tentoonstelling wijdde aan Tannings beeldende kunst, ontstond er wereldwijd ook nieuwe aandacht voor haar roman. Voor het eerst is De kloof nu in het Nederlands te lezen.
Tanning wordt gerekend tot de surrealisten, al reageerde ze op latere leeftijd wat kribbig op die classificatie. Branding, noemde ze het smalend. De aantrekkingskracht van het surrealisme zat hem voor haar nu juist in het feit dat de stroming zich verzette tegen iedere vorm van inperking. Mede daarom wisselde ze gedurende haar carrière meermaals van kunstdiscipline (van schilderijen naar lithografie, sculpturen, ruimtelijke installaties, poëzie, en dus die roman). ‘Kunstenaars kunnen zich veranderen en ontwikkelen’, zei ze na het verschijnen van De kloof in een interview met The Guardian, ‘and that's much more interesting than being like Chagall, who painted the same damn thing all his life’.
Tanning zag het surrealisme niet als een kunststroming, maar als een filosofische beweging, al was die dan door kunstenaars gekaapt. Na de Eerste Wereldoorlog was men sceptischer geworden over het rationalisme, dat immers ook machinegeweren, gifgas, kanonnen, tanks en bommenwerpers had voortgebracht. Door de focus op de ratio zou de westerse mens vervreemd zijn geraakt van zaken als natuur, emotie en ervaring, en dat kon, besefte men nu, behoorlijk destructief uitpakken. Zo ontstond in het interbellum behoefte aan een filosofie die de ratio niet langer op de eerste plaats stelde.
Freud
Geïnspireerd door Freuds theorieën over het Onbewuste grepen de surrealisten dromen, fantasieën en visioenen aan om tot een ander perspectief op de werkelijkheid te komen. Waar Freud het Onbewuste (of het ‘id’) beschreef als een gevaarlijke verzameling driften, die door het ego getemd diende te worden, zagen de surrealisten het (meer in de geest van Carl Gustav Jung) als een onbegrensde bron van inspiratie en creativiteit in.
Tannings beeldende werk zou je dubbel-surrealistisch kunnen noemen. Niet alleen liet de kunstenares zich inspireren door dromen om zich aan het keurslijf van de ratio te ontworstelen, ook de droomtaferelen zelf verbeelden bijna altijd figuren die zich uit een Matrix-achtige gevangenschap wensen te bevrijden. Ze bevinden zich in benauwende ruimtes en lijken ernaar te hunkeren om zich via deuren, ramen of zelfs muren naar een andere, vrijere wereld te bewegen. Die hunkering is ook te herkennen in De kloof: vrijwel alle personages in de roman verlangen op hun eigen manier naar een wereld die ‘echter’ is, grenzelozer, dan die waarin ze zich begeven.
De kloof speelt zich af gedurende een weekend in 1965. In een woestijnlandschap in het zuiden van Californië heeft Raoul Meridian ‘Windcote’ laten bouwen, een gedrocht van een ranch. ‘Plompverloren als een ingeslagen meteoriet’ staat het daar, vulgair vloekend met de omringende wildernis. Meridian deelt de ranch met zijn zevenjarige stiefkleindochter Destina, zijn bejaarde, orakelende schoonmoeder (ook zij heet Destina) en het kindermeisje Nelly. Naast eet- en slaapvertrekken herbergt Windcote Meridians laboratorium, waar hij objecten ter bevrediging van seksuele fetisjen ontwerpt. Hij test ze uit op Nelly en op groepjes gasten die hij ieder weekend onthaalt.
Dit weekend zijn dat onder meer Nadine en Albert. Dat wil zeggen, het ging Meridian om de beeldschone Nadine, maar hij had naar haar bezoek kunnen fluiten als ze haar verloofde, een schilder, niet had mogen meenemen. Al bij aankomst heeft Albert spijt dat hij is meegegaan (Nadine heeft alleen oog voor de gastheer, hijzelf wordt behandeld als oud vuil), tot hij, tijdens een zwerftocht door het huis, op de zevenjarige Destina stuit. Terwijl Nadine zich gewillig (ze smacht naar ‘avontuur’) voor Meridians perverse fantasieën laat lenen, raakt Albert in de ban van het mysterieuze meisje. Ze vertrouwt hem haar geheim toe: in de canyon woont een bergleeuw, die haar vriend is. Deels om de aandacht van zijn verloofde voor zich terug te winnen, deels vanwege zijn plotselinge obsessie voor de zevenjarige, stelt Albert Nadine voor om de bergleeuw te gaan zoeken. De twee trekken in het nachtelijke duister de woestijn in. Die blijkt wreder en grimmiger dan voorzien.
Ware vijanden
Spil van de roman is de kleine Destina. Ze wil niet leren, ze wil niets ‘weten’; ze blikt de wereld in met ‘een vertrouwen dat nog maar nauwelijks gekleurd is door omzichtigheid’. Terwijl Meridian er alles aan doet de natuur te slim af te zijn, heeft dit meisje niets van de natuur te vrezen. De ware vijanden, zegt ze, zijn niet de bergleeuwen of de ravijnen, maar ‘degenen die zijn opgehouden met kind zijn’.
Een zekere tolerantie voor zweverigheid en, tja, vaagheid, vergt het wel, om De kloof te kunnen waarderen. (‘In haar hoofd smeedden stompe hamers een ijzeren waarschuwing voor haar zekerheid.’ Of: ‘Er doemde een intentie voor hem op, zo verblindend als een operatieve ingreep.’) Maar wie er niet per se op gebrand is alles verstandelijk te duiden, wordt getrakteerd op een volstrekt eigenzinnige roman – gothic, gewelddadig, symbolisch, beklemmend, mystiek – over de kloof tussen natuur en mens, tussen droom en daad; een kloof die voor de zevenjarige Destina niet bestaat, maar voor de haar omringende volwassenen des te meer. Blijf kind, want hoe verder je van je eigen natuur verwijderd raakt, hoe bedreigender die voor je wordt, is wat Tanning met De kloof laat zien. En met die boodschap toonde de kunstenares zich op haar 93ste, tegen wil en dank, nog altijd als een surrealiste pur sang.
ISBN | 9789493081246 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20191002 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 133 mm |
Hoogte | 208 mm |
Dikte | 23 mm |