De Reynaert

Frits van Oostrom
45,00
Op voorraad
SKU
9789044642674
Besproken in NRC
Bindwijze: Hardback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Van den vos Reynaerde geldt als hét meesterwerk van onze middeleeuwse letterkunde, en misschien wel van de hele Nederlandse literatuur. Wat is het geheim van deze klassieker, die in elke tijd ook leest als een moderne roman, en die zoveel heeft betekend voor zovelen?
Met de eruditie van de kenner en het enthousiasme van de liefhebber besloot Frits van Oostrom om een boek te wijden aan de Reynaert, met het doel te laten zien wat deze tekst zo uniek maakt voor al die generaties lezers en onderzoekers die – soms op het obsessieve af – met de Reynaert hebben geleefd. En uiteindelijk gaat het ook over Van Oostroms eigen levenslange omgang met onze beroemdste middeleeuwer: een vos.

De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk
biedt in zijn breedte en diepte een weergaloos panorama van literatuur, geschiedenis en wetenschap.

Met een nieuwe editie naar alle bronnen van de Middelnederlandse tekst, door Ingrid Biesheuvel en Frits van Oostrom.

Frits van Oostrom is universiteitshoogleraar te Utrecht. Hij ontving talloze prijzen en eerbewijzen, waaronder de AKO Literatuurprijs, de Spinozaprijs en in Vlaanderen de Keizer Karelprijs en de Gouden Penning van de Belgische Academie van Wetenschappen. Zijn meest recente boek, Nobel streven, werd in 2018 bekroond met de Libris Geschiedenis Prijs.
Meer informatie
Auteur(s)Frits van Oostrom
ISBN9789044642674
BindwijzeHardback
Aantal pagina's592
Publicatie datum20230512
NRC Recensie4 ballen
Breedte161 mm
Hoogte236 mm
Dikte47 mm
NRC boeken recensie

Er zijn mannen – ja, altijd mannen – die van Van den vos Reynaerde hun levenswerk maken. Aan het begin van de twintigste eeuw was J.W. Muller zo’n ontembare reynaerdofiel. Zestig jaar lang wijdde hij zich aan deze tekst, schreef in die tijd acht boeken en ontelbare artikelen, bij elkaar minstens 2500 pagina’s, een veelvoud van de tekst waar het allemaal om draaide (die met enige goede wil op honderd bladzijden past). Elk woord heeft Muller vele malen binnenstebuiten gekeerd, en hij schreef minutieus op wat zijn speurwerk opleverde. In de Leidse Universiteitsbibliotheek worden negen leren boekbanden bewaard uit Mullers eigen collectie, met al zijn gedrukte artikelen, waarin hij ook nog eens in de marge tal van correcties op zijn eigen vondsten aantekende. Het werk kwam op deze manier nooit af.

In het voorjaar van 1925 ging bij Muller thuis de bel. Derdejaars student Helena Kroon stond voor de deur. Ze kwam de kort tevoren met emeritaat gegane professor wijzen op de negen laatste regels van de Reynaert waarvan de beginletters het acrostichon ‘Bi Willeme’ vormden, een onmiskenbare verwijzing naar de mysterieuze auteursvermelding uit de allereerste regel: ‘Willem die Madocke maecte’. Deze Willem was voor geleerden een raadsel, en die Madocke ook. Verder geen spoor van te vinden. En nu opeens dat acrostichon. In bijna veertig jaar studie had Muller er langs gekeken, en hij niet alleen. Een bescheiden maar intens gedreven legertje Reynaert-vorsers in Nederland en Vlaanderen had het ook nooit opgemerkt. Een heel stel beweringen van Muller over gedeeld auteurschap kon de vullesbak in. Om het leed te verzachten liet de studente het aan Muller om de vondst te publiceren.

Wie zich met de Reynaert inlaat, loopt het gevaar bedrogen te worden. In De Reynaert. Leven met een meesterwerk, het nieuwe boek van Frits van Oostrom, wemelt het van de verhalen over toegewijde Reynaert-onderzoekers die eerder vroeg dan laat op een dwaalspoor terechtkomen of zo verstrikt raken in de onoplosbare kwesties, dat ze uiteindelijk alléén nog maar problemen zien. Dat gold voor de briljante onderzoeker Frank Lulofs, die in zijn becommentariëring van de afzonderlijke versregels zoveel overhoop haalde dat alleen al zijn bespreking van de eerste 130 verzen (in 1975 verschenen) driehonderd pagina’s vergde. Op dezelfde voet voortgaand zou zijn commentaar zo’n dertig delen gaan beslaan. Het bleef bij dit ene deel, en daarin telt Van Oostrom op een enkele bladzijde soms wel twaalf vraagtekens.

Het illustreert hoe weinig we weten over de precieze context waarin dit magistrale dierenepos is ontstaan. Als we maar wisten door wie, waar, wanneer en in opdracht van wie het geschreven was, dan zouden meteen ook honderden andere puzzelstukjes op hun plaats vallen.

Afgelopen vrijdag nam neerlandicus Van Oostrom afscheid als universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Bij die gelegenheid werd ook De Reynaert. Leven met een meesterwerk gepresenteerd, als slotsaluut van een succesvolle academische carrière. Die bracht hem niet alleen al op zijn negenentwintigste het hoogleraarschap, maar ook belangrijke erkenning als de Spinoza-premie en het presidentschap van de KNAW. Als auteur brak hij bij het grote publiek door met het monumentale Maerlants wereld, waarvoor hij in 1996 de AKO-literatuurprijs ontving. Voor fijnproevers was hij toen al een gevestigde naam door Het woord van eer (1987), een briljante studie over het literaire leven aan het Hollandse hof omstreeks 1400. Zijn lijvige tweeluik Stemmen op schrift/Wereld in woordendat tezamen de hele Nederlandstalige literatuur tot 1400 behandelt, behoort tot de onbetwiste hoogtepunten van de negendelige Geschiedenis van de Nederlandse literatuur.

Dit overzicht illustreert meteen dat Van Oostrom niet tot het type monomane reynaerdisten behoort die zijn boek bevolken. Maar zijn aanpak is wel ambitieus en zelfs alomvattend. We krijgen een kleurig en niet zelden hilarisch inzicht in hoe van generatie op generatie, bewerkers, vertalers, geleerden, schoolmeesters, en dilettanten en theatermakers met deze tekst aan de slag en vooral ook aan de haal gingen. Daar rijst regelmatig iets sneus uit op, zoals bij gerespecteerde geleerden als Klaas Heeroma en Wytze Gs. Hellinga, die tijdens hun onderzoekingen op een academisch zijspoor raakten. Van Oostrom geeft opvallend veel persoonlijke en zelfs intieme details over deze geleerden. Meest in het oog springt de vulkanische persoonlijkheid van Hellinga, hoogleraar in Amsterdam, die voortdurend grootse hypothesen in het rond strooide, ze ook overtuigend wist te brengen, maar vaak de bewijsvoering achterwege liet. Aan hem danken we een reeks vermoedens dat de Reynaert een scabreuze tekst was, met hevige homoseksuele ondertonen. Niet te bewijzen, maar ook niet makkelijk te weerleggen. Kenmerkend voor de Reynaert-filologie, een tak van wetenschap die grossiert in patstellingen.

Sympathiek boefje

Tot Van Oostrom als gelouterd vakman het betoog naar de interpretatie van de tekst stuurt, en ook naar de kernkwesties waarover geleerden nu al bijna twee eeuwen het hoofd breken: waar gaat de tekst ten diepste over; is Reynaert een onversneden schurk of toch meer een sympathiek boefje. En dan enkele kwesties die al zoveel inkt hebben doen vloeien: wanneer is het epos geschreven, wat waren de bronnen, en wie is toch die Willem? En tot slot biedt De Reynaert een nieuwe kritische editie van de Middeleeuwse tekst, door Van Oostrom in samenwerking met Ingrid Biesheuvel behoedzaam samengesteld uit alle overgeleverde versies en fragmenten, met compacte, handzame woordverklaringen in de marge. Het meeslepende verhaal van een vos die voor het gerecht gedaagd wordt voor een groot aantal misdaden, maar door een reeks wreed uitpakkende listen weet te ontkomen. Spoiler: het recht zegeviert niet.

Ook Van Oostrom kan veel kwesties niet definitief oplossen, maar hij analyseert heel precies wat we wel en niet zeker weten. De datering die heel lang een marge van meer dan een eeuw kende spijkert hij overtuigend vast op ca. 1250. De auteur, die Willem, blijft in nevelen gehuld, maar hij was een tijdgenoot van Jacob van Maerlant (ca. 1230-1300), mogelijk zelfs een literaire rivaal. Willem was een Vlaming, ook daarover geen twijfel meer, waarschijnlijk uit de omgeving van Gent, en anders Hulst of Sint-Niklaas. En hij moet zeer getalenteerd zijn geweest. Hij lijkt alles te kunnen. Geef hem een fragment uit een Franse versie van het Reynaert-verhael, en Willem breidt een paar gemakzuchtige regeltjes uit tot een passage met geraffineerde verwikkelingen, in een krachtige taal die nooit verveelt. Van Oostrom geeft er vele overtuigende voorbeelden van.

Internationale allure

Van den vos Reynaerde is een meesterwerk van internationale allure, dat maakt Van Oostrom gloedvol duidelijk, ‘met een volmaakte balans tussen oergeestig en bloedserieus.’ Waar ook geen uiterste houdbaarheidsdatum op lijkt te zitten; het verhaal van de vos is nog altijd onverminderd populair, zelfs bij middelbare scholieren.

Dit samengaan van horror, geestigheid en briljante verwoording is daarna alleen nog benaderd door Shakespeare in Macbeth en in onze tijd door filmmaker Quentin Tarantino in Pulp fiction en Reservoir Dogs. Het zijn lugubere kunstwerken die in staat zijn de lezer/kijker een groot literair genot of zelfs een bevrijdende lach te bezorgen. Hoe? Waarom? Dat is moeilijk uit te maken. Maar het is zo.

Bij zoveel raadsels ontstaat onder elke nieuwe generatie vorsers de neiging om weer iets anders te proberen. Van Oostrom opteert voor een meer (sociaal)psychologische benadering; Reynaert zou bij al het geweld dat hij pleegt iets van een psychopaat hebben, en in zijn minachting voor anderen iets van een narcist. Het klinkt me iets te modern in de oren. Tegelijkertijd valt op dat Van Oostrom weinig aandacht heeft voor de psychologische denkbeelden die in de dertiende eeuw wellicht veel van de plotwendingen konden verklaren, zoals het toen populaire denken van Boëthius. Reynaerts listen lijken te berusten op een simpel psychologisch procédé. Wanneer je iemand te grazen wilt nemen, maak dan begeerte in hem wakker, is de begeerte (naar voedsel, naar rijkdom) eenmaal gewekt dan verliest het slachtoffer de controle over zijn brein en kan hij alle denkbare kanten op gestuurd worden.

Van Oostrom citeert tegen het einde van zijn beschouwing Carry van Bruggen, die in haar Prometheus (1919) schijnbaar vanuit het niets, in ieder geval zonder veel detailstudie, dit psychische mechaniek in de Reynaert in een paar zinnen haarfijn blootlegt. Van Oostrom gaat er verder niet op in, maar bepleit wel dat de studie van dit meesterwerk voortaan iets minder een oude-witte-mannen-aangelegenheid moet zijn. Zo’n aanbeveling klinkt in mei 2023 inmiddels misschien wat obligaat, maar de voorbeelden van Helena Kroon en Carry van Bruggen onderstrepen glorieus zijn gelijk.

En op pagina 485 begint dan Van den vos Reynaerde. Na al het geploeter, getwijfel en gespeculeer van de reynaerdisten is het echte verhaal een verademing; want die vos weet waar hij mee bezig is en Willem heeft dat ongekend trefzeker opgeschreven.

Het proces tegen Reynaert de vos. Foto Getty Images

Back to top