De tand van de Profeet
De profeet Mohammed hield gewoon enorm van vrouwen
Mohammed In zijn nieuwe boek buigt Robbert van Lanschot zich als een relatief onpartijdige waarnemer over de profeet Mohammed. Veel aandacht besteedt hij aan diens vele vrouwen.
Wie meer wil weten over het leven van Mohammed heeft doorgaans de keuze tussen moslimbronnen en islamofoben. Bij de moslims kan de profeet geen kwaad doen; hun tegenstanders zullen de jeugdige leeftijd van Aisha, een van Mohammeds vrouwen, inzetten ter ondersteuning van hun stelling dat de islam niet deugt.
Prettig is het daarom dat journalist en oud-diplomaat Robbert van Lanschot, bekend van boeken en verhalen over uiteenlopende oorden als Somalië, Libië, de Balkan en Nederlandse probleemwijken, zich in zijn nieuwe boek De tand van de profeet als relatief onpartijdige waarnemer over Mohammed buigt. Over de échte Mohammed, over diens leven – wat daarover ook maar te vinden is. Die levensbeschrijving vermengt Van Lanschot met zijn zoektocht naar relieken: van de tand uit de boektitel, die de profeet op het slagveld verloren zou zijn, tot de vele haren die zijn volgelingen gedurende zijn leven verzameld hebben.
Natuurlijk is het steeds maar zeer de vraag of het aanbeden kleinood echt is. Maar het levert in elk geval fascinerende verhalen op. Als Van Lanschot wil uitvogelen waar Mohammed met een karavaan in het hedendaagse Syrië geweest is, reist hij er gewoon naartoe, net als naar het Afghaanse Kandahar. In Jeruzalem ‘ontdekt’ hij een moskeetje dat min of meer in de voor Joden zo belangrijke Klaagmuur gemetseld is. En in India wordt hij zelf het middelpunt van een via de (sociale) media uitgevoerde strijd over de authenticiteit van enkele haren van de profeet. Vaardig geschreven is het ook: ‘De Mongoolse invasie, met haar spoor van verwoestingen, leidde misschien wel tot het allergrootste verlies van haren in de geschiedenis.’
Naakte heidenen
Voor zijn beschrijvingen van het leven van Mohammed leunt Van Lanschot, geeft hij toe, sterk op de Sirat Rasoul Allah – de biografie van de Boodschapper van Allah, van Ibn Ishaq, uit de achtste eeuw: ‘Achthonderd bladzijden kleine lettertjes’. Het blijft het wonderlijke verhaal van een aanvankelijk nogal onsuccesvolle prediker die lijdzaam moet toezien hoe de Ka’aba in zijn geboortestad Mekka, nu het centrale heiligdom in de islam, in zijn ogen ontsierd wordt door naakte of slechts schamel bedekte heidenen die er hun rituelen uitvoeren. Pas wanneer hij naar het vijfhonderd kilometer noordelijker gelegen Medina uitwijkt, begint het pleit in zijn voordeel uit te vallen. En dan nog heeft hij, volgens de overlevering, een duizendtal engelen nodig om in 623 bij Badr de Mekkaanse heidenen te verslaan. Maar binnen een eeuw strekken het islamitische rijk en het bijbehorende geloof zich uit tot in Frankrijk en India.
Het siert Van Lanschot dat hij speciale aandacht besteedt aan de (vele) vrouwen in Mohammeds leven, voor wier lot traditioneel weinig belangstelling bestond. Dit doet hij zonder opgeheven vingertje, al vermeldt hij in zijn inleiding voor de zekerheid dat sommige situaties vanuit hedendaags perspectief niet door de beugel kunnen. Dat lijkt me inderdaad de beste aanpak: je hoeft bepaald niet goed te praten dat Aisha negen jaar oud was toen Mohammed het huwelijk met haar consummeerde, maar laat het oordeel maar aan de lezer over. De verhalen over (seksueel) geweld zijn soms moeilijk te verteren; toen aan het eind van Mohammeds leven zijn opvolgingsstrijd gaande was, bijvoorbeeld, werd zijn potentiële opvolger Ali ervan beschuldigd dat hij zich aan een slavin uit Mohammeds deel van een oorlogsbuit vergrepen had. Niet erg, aldus de profeet: Ali had zo veel verdiensten dat hij zich nog wel méér meiden uit de buit had mogen toe-eigenen.
Van Lanschot heeft een scherp oog voor detail. Zo constateert hij dat Ibn Ishaq in zijn oerbiografie een op het eerste oog futiel verhaaltje heeft opgenomen over een meisje dat tijdens een veldtocht bij Mohammed achter op de kameel mag zitten en vervolgens schrikt wanneer ze merkt dat haar eerste ongesteldheid bloed op het zadel achtergelaten heeft. Kennelijk, schrijft Van Lanschot, vond Ibn Ishaq dit verhaal de moeite waard om in de biografie op te nemen. Waarom? Van Lanschot kan maar één reden bedenken: ‘Hij moest, niet al te nadrukkelijk, iets kwijt, namelijk dat de Profeet gecharmeerd was van meisjes die zich bevonden in die fragiele overgangsperiode waarin een meisje geen meisje meer is, maar evenmin – nét nog niet – al een volwaardige vrouw is.’
Joodse slavinnen
En inderdaad, behalve Aisha waren er tal van andere meisjes op wie Mohammed zijn oog liet vallen. Hier toont zich de meerwaarde van een niet-moslim als auteur. Moslimgeleerden, schrijft Van Lanschot, zeggen vaak dat de Profeet van God het net wijd had uitgegooid teneinde talrijke Arabische stammen via een huwelijk aan zich te binden. O ja? Waarom behoorden dan zes van zijn echtgenotes tot zijn eigen Quraish-stam? En met zijn huwelijken met de Joodse slavinnen Safiyya en Rayhana beoogde hij evenmin een alliantie met de Joodse gemeenschap. Van Lanschot: ‘De echte reden van veel van die huwelijken was dat de Profeet enorm van vrouwen hield.’ Of neem de woorden van de auteur over Mohammeds vrouw Maymuna: ‘Er wordt over haar vooral verteld dat ze heel vroom was. Voor een goede verstaander betekent dat in beginsel dat ze niet heel mooi was.’ Of hij op tenen trapt of niet, Van Lanschot doet een verdienstelijke poging om dit soort gevoelige zaken te duiden.
Zo prettig als de auteur zich van oordelen over Mohammed onthoudt, zo storend zijn zijn meningen over tal van andere zaken. Zo is een bepaald gebed ‘stilistisch niet erg sterk’, een gebouw in Abu Dhabi is ‘lelijk’, en een eeuwenoud huis in Kandahar is ‘helaas op een foute manier gemoderniseerd’. Ook bedeelt Van Lanschot zichzelf geregeld een hinderlijke rol als verteller in een situatie toe, bijvoorbeeld wanneer hij een jong hindoe-echtpaar in Kerala onderwijst over de overeenkomsten tussen de Koran en de roman Honderd jaar eenzaamheid van de Colombiaan Gabriel García Márquez. Dat uitleggerige voldoet niet aan de auteurswet show, don’t tell. Maar voor het overige weet Van Lanschot de lezer op aanstekelijke wijze mee te nemen op zijn queeste.
06-05-2022 Derk Walters
ISBN | 9789463821018 |
---|---|
Aantal pagina's | 320 |
Datum van verschijning | 20220329 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 138 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 31 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres