De weekendmiljonair
Abdelkader Benali In een ontroerende roman, zonder mooischrijverij, vult Ahmed zijn dagen met het op de kop tikken van afgedankte meubelstukken.
Wie hoort dat er een roman is verschenen die voor een groot deel draait om de handel, die gaat natuurlijk denken dat er wel veel passages in zullen staan over de verkoop van artikelen, aangezien de verkoop van artikelen, dat wil zeggen de uiterst slinkse verkoop van artikelen, van oudsher een gulle bron is voor, vaak komische, literatuur. Je hoeft alleen maar even aan Willem Elsschot te denken en je ziet de lijmende praatjesmakers al voor je; arme, eenvoudige en onvoorbereide klanten een poot uitdraaiend met een doortrapt verhaal of een onnavolgbare rekensom.
Het is typerend – en heel slim – dat we de handelaar die Abdelkader Benali (1975) ons in zijn nieuwe roman presenteert vrijwel niet in zijn verkopersrol meemaken. In die ándere rol van het handelaarsbestaan, de inkoopkant, des te meer. Talloze passages staan er in De weekendmiljonair waarin Ahmed weer ergens in Nederland een bel indrukt om een afgedankt meubelstuk op de kop te tikken. Of het een slimme aankoop is en of hij dat doorgezakte bankstel of die krakkemikkige kast daarna dus met winst heeft weten te verkopen, daar houdt Benali zijn mond over. Wijselijk, want door het handelaarschap van Ahmed zo te beperken verliest het zijn functie in het verhaal niet: De weekendmiljonair is een roman over de hoop op succes, niet op de vervulling van die hoop. Ahmed mag dromen over een riante beloning en de erkenning en status die ermee gepaard zullen gaan, maar daar moet het dan ook bij blijven.
Dat Benali deze ambitie uiteindelijk heel knap en ook ontroerend invult is nogal als een verrassing, want het komt aanvankelijk allemaal nogal voorzichtig op gang. Om eerlijk te zijn taxeerde ik deze in het Rotterdam van de jaren tachtig geplaatste roman het eerste leesuur als één waarmee Benali weer een beetje vaste grond onder de voeten probeerde te krijgen, na jarenlang boeken te hebben gepubliceerd die of genadeloos werden gekraakt (zoals zijn Badr Hari-roman Bad boy) of vooral overkwamen als commerciële grepen om de kachel brandende te houden. Benali als bloemlezer, Benali als kok. Dat Benali als jongste schrijver ooit de Libris Literatuurprijs won (voor De langverwachte in 2003) werd steeds meer iets wat je zomaar zou kunnen vergeten.
Bestelbus
Een voorzichtig begin dus, niet alleen om wat er verteld wordt, maar zeker ook hóé. Zoals de Volkskrant al signaleerde is De weekendmiljonair opgetrokken uit zinnen die voor het predikaat ‘niet lullen maar poetsen’ in aanmerking komen en heeft Benali de – door hem veronderstelde – mooischrijverij voorlopig of definitief vaarwel gezegd. De zinnen zijn kort nu en over Ahmed en zijn familieleden en buurtgenoten wordt verteld alsof er een strenge eindredacteur met een stok in de hand bij heeft gezeten. Het is op het snauwerige af.
Ergens halverwege het boek voltrekt zich zoiets als een klein wonder, als blijkt dat de eerste hoofdstukken vol vermakelijke maar ook vrij onschuldige multiculturele schermutselingen alleen maar een soort grondverf zijn geweest. Ahmed en zijn zoon Osama (die het verhaal ook vertelt) nemen dan plaats in een rode Ford Transit, een bestelbus die garant staat voor de broodnodige verplaatsing (we komen nog eens ergens), maar die ook verheffend werkt, die echt een symbool is voor de transitie die De weekendmiljonair dan doormaakt. Vader en zoon hoeven elkaar niet langer recht in de ogen te kijken, waardoor die eerste misschien wel de moed vindt om zijn verhaal te vertellen, hij die nog wel ‘in het land van de Atlas’ is geboren.
Hulp bij het loslaten
En zo ontvouwt zich ‘voor ons op het dashboard’, aldus Osama, zijn wereld, ‘met alle strijd die hij gevoerd had, en waar hij zo’n afkeer van had gekregen’. We lezen over de droom van Ahmed, die in zijn geboorteland in woede ontstond, toen hij zag hoe de armen, onder wie zijn vader, bukten voor ‘de rijken’. Zolang je bukte zat je veilig.
Ahmed kwam in opstand en besloot in Nederland een vorm van zelfstandigheid en onafhankelijkheid na te jagen. De ironie, maar gelukkig onderkent Ahmed dat zelf nog niet, is dat zijn rol in Nederland niet veel anders is: met de meubels meent hij handel op te halen, maar in wezen ruimt hij afgedankte rommel van de rijken op. Ahmed geeft er een linguistic turn aan om zijn werkzaamheden te verdedigen. ‘Deze mensen willen van hun meubels af, alleen weten ze niet hoe. Kopen gaat ze beter af dan verkopen. Loslaten, dat is hun grote probleem. Ik help ze bij het loslaten.’
Wie dit wel ziet (maar nog niet helemaal scherp) is Osama, de jongen die op zijn heel eigen manier broedt op een plannetje om hoger op de ladder te eindigen dan zijn vader. Elf is hij, en naast een lezer ook een jongen die met een zorgwekkende vaart langer en omvangrijker wordt. Zoals Günter Grass (een van Benali’s voorbeelden) ooit Oskarchen schiep, een jongen die uit afkeer van de volwassenen niet wilde groeien, daar kan Osama niet wachten om zich in het gewoel te mengen.
Is alles netjes en uitgewerkt in De weekendmiljonair? Wel, zeer zeker niet. Er hangen losse draden aan en er worden zijwegen ingeslagen waar we voor dichte deuren komen te staan. Maar de liefde die Benali in de roman heeft geprobeerd te krijgen zit er ontegenzeggelijk in. En dat is een zeldzaam en groot goed.
Osama’s vader droomt van rijkdom en terugkeer naar het land van de Atlas. Samen met zijn zoon rijdt hij stad en land af in een Ford Transit om afgedankte meubels op te halen en door te verkopen. Door de voorruit van de bestelbus ontdekken zij een nieuwe wereld. In een omgeving waarin ambitie en inburgering met elkaar botsen, probeert de jonge Osama zijn weg te vinden.
ISBN | 9789029529105 |
---|---|
Aantal pagina's | 232 |
Datum van verschijning | 20190924 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 143 mm |
Hoogte | 223 mm |
Dikte | 26 mm |