Elizabeth Finch
Gebruikt Julian Barnes een trucje?
Julian Barnes Een flegmatieke man raakt in de ban van een stoïcijnse vrouwelijke hoogleraar. Barnes daagt de lezer op de hem typerende wijze uit met een verhandeling over Julianus de Afvallige.
In de nieuwe roman van Julian Barnes, Elizabeth Finch, bevinden we ons op vertrouwd terrein – al bestaat vertrouwd terrein bij Barnes toch ook altijd een beetje uit drijfzand.
De verteller van de roman, Neil, is een vertrouwd Barnespersonage: hij doet zijn verhaal op flegmatieke toon, versterkt de band met de lezers door die zo nu en dan rechtstreeks toe te spreken (‘Begrijpt u wat ik bedoel?’ ‘Ach, u weet toch hoe dat gaat?’) maar wekt gaandeweg steeds meer de indruk dat hij het achterste van zijn tong al dan niet bewust buiten beeld laat. Als dertiger moet hij onder ogen zien dat zijn acteercarrière hem weinig heeft opgeleverd en op zoek naar zingeving schrijft hij zich in voor een universitaire cursus ‘Cultuur en beschaving’. Die cursus wordt gegeven door een professor die een verpletterende indruk op hem maakt: Elizabeth Finch.
In het eerste deel van de roman blikt Neil terug op Finch als docent en als persoon. EF, zoals hij haar noemt, is een evenwichtig baken, wars van sentimentaliteit en grote gebaren, een voorbeeldige stoïcijn. Haar kleding, haar manier van roken, haar levenslessen – Neil beschrijft het allemaal. Ze houdt haar studenten voor dat alles waar ‘mono’ voor staat verkeerd is. Monocultuur, monogamie maar toch vooral monotheïsme. Een van haar helden is Julianus de Afvallige, ‘de laatste heidense keizer’, die toen hij in 363 op het slagveld stierf zijn nederlaag tegenover het opkomende christendom moet hebben bevestigd met de kreet: ‘Gij hebt overwonnen, Galileeër!’ Het strenge, onverdraagzame monotheïsme van het christendom heeft volgens EF alleen maar ellende gebracht.
Scheurkalender
Neil neemt het allemaal gefascineerd in zich op. EF krijgt voor hem iets van een goeroe. ‘Zo ging het vaker: ze zei dingen, je begreep ze niet, maar ze bleven je wel bij, en pas jaren later bleek de zin ervan.’ Als lezer is het soms moeilijk zijn enthousiasme voor de lessen van EF te begrijpen, op papier komen Finch’ uitspraken maar al te vaak over als eerbiedwaardige maar ietwat belegen aforismen: ‘Het leven is noodzakelijk en ook onontkoombaar.’ Acteren omschrijft ze als ‘het volmaakte voorbeeld van kunstmatigheid die authenticiteit tot stand brengt’. Je hoort de oude scheurkalender zachtjes ruisen.
Gelukkig versnelt het verhaal op een gegeven moment. Neil beschrijft hoe hij na afloop van de cursus twintig jaar lang twee, drie keer per jaar met EF luncht, telkens in hetzelfde restaurant. Als ze overlijdt, blijkt ze hem als erfgenaam te hebben benoemd. Hij onderzoekt haar papieren en leert haar broer kennen.
Nu gaan we dan meer te weten komen over Elizabeth Finch, denk je, maar dan begint het tweede deel van de roman en dat bestaat volledig uit een door Neil geschreven verhandeling over Julianus de Afvallige, en hoe diens denkbeelden in de loop der eeuwen zijn ontvangen door schrijvers, dichters en denkers, vijfenvijftig pagina’s lang. Barnes neemt wel vaker uitgebreide informatie over historische figuren op in zijn romans (het bekendste voorbeeld is nog steeds Flauberts papegaai), maar dit essay zag je toch niet aankomen. Zegt de inhoud en uitwerking iets over Neil? Heeft Barnes zijn ideeën over monotheïsme in de mond van Elizabeth Finch gelegd en vindt hij Julianus de Afvallige zo belangrijk dat hij min of meer uit zijn eigen roman stapt om ons op diens leven en werk te wijzen?
Daar staan we dan in het drijfzand. Wat je wel met enige zekerheid kan zeggen: Barnes wil dat we deze vragen stellen, alles heeft hij voorzien, inclusief die scheurkalender. Dat blijkt uit het derde en laatste deel, waarin Neil terugkeert naar zijn verhaal over EF. We krijgen te horen over een schandaal waarin ze verwikkeld raakte, maar belangrijker is dat Neil in contact komt met wat medecursisten van vroeger. Door die ontmoetingen kijken we met andere ogen naar EF, naar de verteller, en naar hun band; en dus ook naar onszelf, als lezer.
Dat is knap gedaan maar het heeft ook iets onbestemds, een variatie op een inmiddels bekend Barnesiaans thema, oneerbiedig gezegd heeft het iets van een trucje. Onderhoudend is het wel, en je krijgt bovendien zin om eens iets van Julianus de Afvallige te gaan lezen. Dat heeft Barnes dan toch maar bereikt, al weet je nooit of dat zijn bedoeling was.
22-04-2022 Rob van Essen
ISBN | 9789025472672 |
---|---|
Aantal pagina's | 208 |
Datum van verschijning | 20220408 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 24 mm |