Gisteren droomde ik dat ik een dj was
Zo’n intens gedicht ‘dat je klaarkomt met je broek nog aan’
Frank Báez Dichter Frank Báez wordt ook wel ‘de Baudelaire van Santo Domingo’ genoemd. Zijn gedichten lezen, juist door de dramatische overdrijving en metaforiek, alsof ze uit het leven gegrepen zijn.
Van alle gedichten in zijn bundel Gisteren droomde ik dat ik een dj was staat dat ene met de meeste non-descripte titel op driekwart: ‘Gedicht’. Daarin noemt de Dominicaanse dichter Frank Báez (1978) schrijfervaringen die hem dierbaar zijn. Zo is er de gedachte dat zelfs achterkleinkinderen een gedicht van hem onder ogen zullen krijgen. Of het schrijven van zo’n intens gedicht ‘dat je klaarkomt / met je broek nog aan’.
Hij begint met het fijne moment wanneer je de deur sluit ‘en alleen jij en het gedicht er nog zijn / en je je alleen nog kunt afvragen / of je echt zo goed bent als ze laatst zeiden / of echt zo slecht zoals ze normaal gesproken zeggen’.
Elke dichter kan het bestaan van deze wanhopige twijfel (zo nu en dan afgewisseld met de orgastische euforie van een citaat eerder) wel bevestigen. Báez doet het meermaals. In ‘Zelfportret’ tref je deze variatie aan: ‘Later publiceerde ik een dichtbundel en een buurmeisje las hem / en zei sceptisch dat zij in nog geen half uur tijd / betere gedichten kon schrijven en dat deed ze ook.’
Deze dichter en zijn gedichten lijken geen knip voor de neus waard te zijn. Hij moddert wat aan, hij faalt, hij vangt ‘het gedicht alsof het een vogel is’ en verbrijzelt het, omdat hij soms te hard knijpt. Zijn vriendin verlaat hem, zodra ze lucht krijgt van zijn publicatie.
Wodka
Hij wordt belaagd door muzen in ‘Huiselijk geweld’: eentje spuugt hem in het gezicht, een andere schreeuwt hem toe, ‘weer een andere brengt me een glas wodka / en fluistert me toe stop met schrijven’. Dat herhalen ze in koor ‘dag in dag uit / dag uit dag in’.
Je begint je af te vragen waarom de dichter nog een pen oppakt. Door zich te wijden aan de poëzie kan hij terrein heroveren, het verleden terugwinnen op het heden, de controle terugkrijgen. Het gedicht is zijn speelruimte, dacht ik, toen ik deze regels uit ‘Variaties op een liefdesgedicht’ las: ‘alle liefdesgedichten zijn in wezen onrealistisch / en liefdesgedichten die de dichter opzettelijk onrealistisch maakt / zijn nog het meest realistisch’.
Wat voor liefdesgedichten geldt, geldt ook voor Báez. Hoe onwaarschijnlijk ook, deze gedichten lezen, juist door de dramatische overdrijving en metaforiek, alsof ze uit het leven gegrepen zijn.
Het eerder aangehaalde ‘Zelfportret’ is een opsomming van de smakken die de dichter – hij wordt ook wel ‘de Baudelaire van Santo Domingo’ genoemd – gemaakt heeft, sommige bijna fataal, andere te alledaags voor woorden. Tezamen, in combinatie met de manieren waarop anderen dromen hoe hij aan zijn einde komt, vormen ze een poëtische biografie. Even aangrijpend is ‘Memoires van een avant-gardist’, over zijn omzwervingen als twintiger, barstend van energie en bewijsdrang.
Tussen alle avonturen die in Gisteren droomde ik dat ik een dj was worden opgerakeld en aangedikt valt het gedicht met de non-descripte titel des te meer op, vooral het slot, waar Báez schrijven met wandelen vergelijkt: ‘Elk woord dat ik schrijf / is een stap die ik zet. / Tot waar ben ik gekomen? / Heb ik mijn plek gevonden?’
Deze vragen kennen hooguit voorlopige antwoorden, maar lokken wel direct anekdotes uit die in Báez’ geval uitgesponnen worden tot onvergetelijke lotgevallen en legendes.
2020-11-06 Obe Alkema
ISBN | 9789079770373 |
---|---|
Datum van verschijning | 20190613 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 143 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 13 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres