Iers dagboek
Op 3 augustus 1982 vangt Benoîte Groult in haar Ierse baai, dankzij haar rubberboot en spiegelnet, twee koolvissen van 1,5 kilo, een zeepaling van 2 kilo en twee lipvissen van 1,7 kilo. Ze snijdt ze in stukken, pekelt een deel en maakt van de rest vissoep. Een paar dagen daarna vangt ze grote zwemkrabben en vindt ze alikruiken, weer later zijn het platvissen, schollen, oesters, mosselen, tapijtschelpen, zee-egels en bleekgroene steurgarnalen. Samen met haar man Paul eet ze alles smakelijk op, met een glas wodka bij het turfvuur. Weer of geen weer, Groult zit aan het roer van haar boot en zet, tussen de riffen, haar garnalen- en kreeftenkorven uit. Of ze trekt haar waadlaarzen aan op zoek naar schelpdieren tussen de rotsen. Vaak komt ze aan het eind van de ochtend doorweekt en onderkoeld, maar tevreden thuis.
Het was vaste prik: vanaf 1977 brachten Benoîte Groult (1920-2016) en haar man Paul Guimard elke zomer door in Castlecove, Ierland, waar ze een huis hadden laten bouwen. Ook daar hield Frankrijks beroemde schrijfster en feministe een dagboek bij, een verplicht ritueel dat haar ooit door haar moeder werd opgelegd. Groults dag- en visserijlogboek van die 26 zomers zijn nu door haar dochter Blandine samengebracht tot Iers dagboek.
In 1977 verkent het echtpaar per kampeerauto de Ierse kust, op zoek naar ‘adembenemende schoonheid’. Een groot deel van het jaar wonen ze in Parijs, maar ze hebben ook een huis in het ZuidFranse Hyères, en eentje in Doëlan in Normandië. Moeten ze nu nog beginnen aan een huis in Ierland? Is het ‘waanzin, een vierde huis, op onze leeftijd’?
Geenszins! Benoîte Groult heeft energie te over. Ze plant hortensia’s, vaart iedere dag uit om te vissen, schrijft aan een volgend boek, repareert de watertank en de noodpomp, doet boodschappen, maakt lunch en diner, poetst en boent in huis. Haar goede humeur lijdt niet onder de voortdurende Ierse ‘drizzle’, ze geniet van iedere ‘opklaring van dertig seconden’ en een enkele ‘oogverblindende dageraad’ doet haar dagen van storm, buien en grauwheid vergeten. François Mitterrand komt langs, evenals oud-policitus Robert en diens vrouw en schrijfster Elisabeth Badinter, haar zus Flora en haar man, haar buren, bevriende uitgevers en natuurlijk haar drie dochters met hun aanhang.
Twee mannen
En passant lezen we over Groults leven tussen twee mannen; over haar huwelijk met de schrijver Paul Guimard, diens vroegere overspelige relatie en haar verdriet daarover. Inmiddels heeft Groult zelf al decennia een minnaar, een Amerikaanse ex-piloot die nog steeds ‘stapelverliefd’ op haar is. Hij stond model voor een van de personages uit haar bestseller Zout op mijn huid (1988) en is dus ‘een levend stuk auteursrecht’.
Als echtgenoot Paul op een ochtend aan het eind van de zomer naar Parijs vertrekt, vliegt de Amerikaan op de middag van dezelfde dag in. Beiden hebben ze haar iets te bieden. Op haar man viel Groult ooit vanwege zijn ‘intellect’, de piloot verleidde haar met zijn stoere uiterlijk. Bij haar Amerikaanse minnaar voelt Groult zich – net als Simone de Beauvoir ooit bij Nelson Algren – begeerd, bewonderd, ‘machtig en bekoorlijk’. Dankzij hem gaat ze ‘seksueel nog niet met pensioen’, al is zijn ‘intellectuele beperktheid’ haar een doorn in het oog.
Mooi laat Groult zien hoe de balans in haar huwelijk in de loop der jaren is veranderd. Vroeger was zij degene die diepongelukkig was vanwege Pauls escapades, nu is hij degene die jaloers is en onzeker. Groult is sterker geworden, onafhankelijk, onverschilliger: ‘niets wat van hem komt, maakt me bang of doet me echt pijn’.
De rollen zijn omgedraaid: ‘Paul, de avonturier van weleer, wil met mij in een cocon zitten.’ Met de jaren voelt Groult zich ‘een sledehond’ worden: ze trekt een man voort ‘die steeds meer vertraagt en traineert.’ Hij houdt niet meer van het leven, kleedt zich soms niet meer aan en drinkt bovendien ‘als een tempelier’, hij ontwikkelt een onbedwingbare behoefte aan slaap. ‘Je moet weten of je wilt leven of aan versuffing ten onder wilt gaan’, schrijft ze pissig in het dagboek. Toch blijven ze elkaars nummer één, wat er ook gebeurt: ‘ik heb echt mijn volledige dosis frivoliteit, verwoede geluksdrang nodig om aan de zijde van een man te leven die dood wil zijn.’
Zelden las ik zo’n helder, giftig én geestig verslag van voortschrijdende ouderdom – bij hem én bij haar. In 1979 – Groult is dan 57 – vallen haar ineens de verticale rimpels in haar bovenlip op, later constateert ze dat haar haar uitvalt, dat de irissen van haar ogen ‘wegzinken in een rood dooraderd magma’, ‘je persoonlijkheid verbleekt’, schrijft ze.
Giftig en geestig
Maar ook als ze ver boven de zeventig is, legt ze zich niet neer bij ‘een tweederangs bestaan’, haar ziel is niet gerimpeld! Als het lijf niet mooi meer is, resteert ‘de gestalte en de levenskracht die daarin zit’.
En die levenskracht heeft Groult in overvloed – het maakt dit dagboek tot een heerlijk tegenwicht tegen iedere vorm van pessimisme, defaitisme en neerslachtigheid.
De schrijfster die zich haar hele leven inzette voor de zaak van de vrouw, die duizenden artikelen schreef en zo’n twintig boeken, die voorzitter was van de staatscommissie voor de vervrouwelijking van beroepsnamen, behoudt haar energie, humor en levenslust tot op de laatste pagina.
Met instemming leest ze George Sand, Vita Sackville-West en Marguerite Duras. Ze weigert eenvoudig om ongelukkig te zijn: ‘er is zoveel waaraan ik genoegen beleef dat ik me niet hoef te forceren.’ En voor wie het ’s nachts wel eens moeilijk heeft: weet dat je ’s ochtends ‘de gekte van plannen maken’ hervindt, ‘alsof je het eeuwige leven hebt.’
Een eerlijk en intiem portret van een eigentijds huwelijk: over liefde, schrijverschap en moeder zijn – het ware verhaal achter Zout op mijn huid
In Iers dagboek beschrijft Benoîte Groult de belangrijkste aspecten van haar tijd in Ierland; ze schrijft over het land, het huis dat ze kocht met haar echtgenoot Paul Guimard, het lokale leven met alle kleurrijke bewoners enhaar liefde voor vissen. Haar dagboek, dat zesentwintig zomers beslaat, vormt een eerlijk en intiem portret van een eigentijds huwelijk. Een belangrijk deel is gewijd aan de driehoeksverhouding waarin Groult verwikkeld raakte, verscheurd als ze was door de relatie met Guimard aan de ene kant en haargevoelens voor haar Amerikaanse geliefde Kurt aan de andere. Haar huwelijk is ingedut maar ze kan zichzelf er niet toe zetten Guimard te verlaten. Het is deze stormachtige liefdesrelatie die haar inspireerde tot het schrijven van de bestseller Zout op mijn huid.
Dit bijzondere dagboek dompelt de lezer onder in het universum van Benoîte Groult en onthult de werking van haar creatieve geest.
De pers over Iers dagboek
‘Groult behoudt haar energie, humor en levenslust tot op de laatste pagina.’ **** NRC Handelsblad
‘Iers dagboek bevestigt wat menigeen destijds al vermoedde: aan Zout op mijn huid was heel weinig verzonnen.’ **** de Volkskrant
‘Sprankeling en wijsheid schuilen in dit dagboek; innemend in levenslust.’ Trouw
‘Een moedig dagboek.’ Het Parool
‘Een intiem verslag.’ Het Nieuwsblad
‘Een overtuigende postume publicatie. Wat fijn om opnieuw de heldere, oprechte stem te horen van deze energieke dame met het prikkelende temperament.’ Télérama
‘Iers dagboek van Benoîte Groult is het verhaal van een vrouw die sterk in vrijheid en geluk geloofde. Deze dagboek notities zijn een prachtige les in energie.’ Le Figaro
‘In Iers dagboek schrijft het boegbeeld van de feministische literatuur met een duizelingwekkende vurigheid over visserij en over genieten tot op hoge leeftijd.’ Bibliobs
ISBN | 9789029093132 |
---|---|
Aantal pagina's | 384 |
Datum van verschijning | 20190306 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 146 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 43 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres