Kassa 19
Angst voor meedogenloosheid
Claire-Louise Bennett In haar nieuwe, ongrijpbare en opwindende boek toont deze Britse schrijfster al haar stilistische kracht.
Zijn het zeven steeds van vertelvorm verspringende, literaire beschouwingen? Of zijn het persoonlijke, verhalende essays over en rondom literatuur? Is het een verkennende Bildungsroman? Een springlevend en vervaarlijk portret van de schrijver als jonge vrouw? Het nieuwe boek Kassa 19 van Claire-Louise Bennett, die eerder het geprezen Poel schreef, is een ongrijpbaar en volstrekt opwindend amalgaam van al het bovenstaande. Mooi uitgegeven door Koppernik, die je niet op een lelijk boek zou kunnen betrappen.
Een dialoog met zichzelf, zo valt de opening ‘Een raar gedoe’ te duiden, geschreven in een ratelende parlando wij-vorm, die vanuit een zelfbewust heden een behoedzaam kind tot leven wekt. En dat kind ontdekt boeken: ‘Absoluut geen wonder dat we zo vurig uitkijken naar het omslaan van de bladzij. Alsof het eigenlijk een kwestie van leven of dood is. Leven of dood. [...] Ja. Ja. Ja, dat is het. De bladzijden omslaan. De bladzijden omslaan. Wanneer we de bladzij omslaan worden we weer geboren.’
Bloederig wc-papiertje
In het tweede essay, of tweede hoofdstuk, bevinden we ons op een middelbare school. En volgen we hoe de ik-figuur nader tot de wereld probeert te komen: ‘Ik had wel eens geprobeerd over te brengen wat volgens mij de mechanismen van mijn [...] visies waren, de kern van de zaak als het ware, maar die leken niet echt ergens op te slaan wanneer ze hardop werden uitgesproken. [...] Ik vraag me soms af of mijn hang naar cryptische ideeën eigenlijk geen vorm van passieve agressie was.’ En ook van het lichamelijke opgroeien wordt verslag gedaan, even levend, even onverwacht: ‘Meer dan eens heb ik me voorgesteld hoe ik met een bloederig wc-papiertje naar een warenhuis ging, naar de toonbank van Chanel [...] en zei: “Kijk, dit is het rood, dit is het, dit is het volmaaktste rood ter wereld. Laat me eindelijk een lippenstift zien in deze volmaakte tint rood.”’ Op deze middelbare school treft de ik-figuur een leraar die haar eerste verhaal ooit leest, dat ze achterin een oefenschrift krabbelde. Bliksemschicht. Het schrijven begint.
Als de ik-figuur twintig is begint ze aan een lyrisch verhaal rond een personage dat Tarquinius Superbus heet. Een wonderlijke figuur, die door de tijden heen leeft en al het onverwachte met zich meebrengt, waarmee Kassa 19 zelf geladen is. Als de ik-figuur aan het appartement dacht van deze Tarquinius ‘was het beeld dat het sterkst in me opkwam dat van de aubergine. [...] Toen ik een ontgoochelde student in Londen was, fantaseerde ik vaak dat ik een heleboel aubergines aan het vierkante plafond van mijn vage boudoir hing. Stel je voor onder zo’n bungelende kroonluchter van zwaarmoedige glans te liggen’. Het lyrische verhaal over Superbus wordt vernietigd door een jaloerse geliefde, de reconstructie ervan levert een kort verhaal op midden in het boek, dat als luwte, als oog van de storm werkt. En dat zo nog maar eens vertelt dat fictie lezen ook ontsnappen aan de werkelijkheid is.
De vertaling is goed, nogal een huzarenstuk, toneelmatig raast de vertelstem voort. Wat helaas wegvalt bij de titelvertaling, oorspronkelijk Checkout 19, is de dubbele betekenis van dat werkwoord. Ergens uitgaan, uit de werkelijkheid, de fictie in. En ook uit het leven stappen, want een grote, donkere, onleesbare inktvlek welt op uit dit boek. De dood en een sluimerend doodsverlangen zijn niet ver weg.
Meedogenloosheid
Later treffen we haar aan de universiteit. Ze studeert literatuur, hoe kon het ook anders, en ontdekt vrouwelijke auteurs. Ze leest allesallesalles binnen de feministische canon en Elaine Showalter: ‘En wat denk je. Ik heb The Female Malady niet uitgelezen. Het was ondraaglijk. Het wekte een diepgewortelde woede in me op die oud en bloeddorstig was.’ Het zijn inzichten, die bevrijden en gevangen nemen tegelijk.
In essay/hoofdstuk VI, ‘Wij waren het drama’, doet ze verslag van haar fascinatie voor leven en werk van schrijfster Ann Quin: ‘Wanneer ik Quin lees, herken ik haar nerveuze retorische meerstemmige stijl als een krachtige, authentieke expressie van een ondraaglijk gespannen en desoriënterende paradox die het dagelijks leven in een arbeidersmilieu bepaalt [...] Je wordt meedogenloos overdonderd en tegelijkertijd te weinig gestimuleerd.’ Overkoepelend is de werkelijkheid waarin de ik-figuur zich bevindt steeds meedogenloos. De angst voor die meedogenloosheid laadt het boek. Ze deelt deze angst met haar verkering Dale, een betuttelende jongen, ook literatuurstudent, die gevaarlijke randjes heeft: ‘We probeerden die angst op afstand te houden met lezen, met schrijven, met alcohol, met fantasieën, met alle kracht en verbeelding die die dingen ons gaven’.
Temidden van al dit lezen en al deze troost vinden in het weten, is de dood van een dorpsgenoot van Dale in zekere zin het niet-wetend, het ontroostbare hoogtepunt. Hoe dit werkelijke niet-weten te verdragen, hoe met deze ervaring van het niet-zijn in het reine te komen? Ze zet er al haar stilistische en verhalende kracht voor in. Is het leven sterker dan de dood? Bennett laat zien hoe het grootheden zijn die elkaar in evenwicht houden. En hoe de literatuur een ontsnapping kan zijn, aan beide.
24-06-2022 Han van Wieringen
ISBN | 9789083174457 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20220415 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 210 mm |
Dikte | 21 mm |