Kind van Maria en Mao
Het is dus niet één op één. Het boek van Jos Palm lijkt niet op de sweeping statements, die je zeker vroeger wel hoorde, dat de rooms-katholieke jongeren uit de jaren zestig en zeventig (vooral die uit studentenstad Nijmegen) massaal de Paus voor Marx hadden ingeruild. Op zichzelf een aardige sociologische observatie, maar veel te weinig precies, veel te weinig persoonlijk. Palm is historicus van huis uit, en meer nog een autobiografisch schrijver, die zijn devote, roomse jeugd uit de vroege jaren zestig vergelijkt met zijn latere enthousiasme voor het communisme en dan vooral voor de variant van Mao.
De auteur is maar vijf jaar ouder dan ikzelf, maar als ik zijn herinneringen lees, lijkt er wel een complete generatie tussen ons in te staan. In korte tijd, zeg zo’n vijf of tien jaar, vanaf het midden van de jaren zestig tot midden jaren zeventig werden de bestaande machtsverhoudingen op hun kop gezet: in de rooms-katholieke kerk, de wijdere wereld en in gezinnen, op scholen en universiteiten. Vijf jaar maakten toen een wereld van verschil. De vroege kerkjaren van Palm zijn wezenlijk anders dan de mijne. Er is echt sprake van een cesuur. De vraag is of de ondertitel: ‘Het verhaal van een generatie’ dan nog klopt, want generaties kennen doorgaans een langere duur.
Palm zegt het zo: ‘Wij waren in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig niet de enige kinderen die van de God van hun ouders losraakten.’ Een hele generatie streefde volgens hem naar ‘autonomie’ en koos vaak voor ‘de veiligheid van de duidelijkheid van het Communistisch Manifest, van Che Guevara’s Boliviaanse dagboek of van het Rode Boekje van Mao’.
Radicaal revolutionair
Dat boekje van Mao was zeer aan de rebellerende Palm besteed, hij werd lid van de SP – toen nog een marginale partij met duidelijk maoïstische antecedenten.
Hoe rooms was hij in zijn jeugd, en hoe radicaal revolutionair in de jaren van zijn vroege volwassenheid? De verleiding ligt op de loer de contrasten onoverbrugbaar groot te maken en er flink boter uit te braden; dat doet Palm juist niet.
Ja, hij was een braaf katholiek jongetje en ging zoals anderen gekleed ‘in onze zondagse pakjes met stropdas onder een kraakwitte bloes’. Dat was niet exceptioneel, dat was gewoon in katholieke kring. Later, op de middelbare school, loopt hij al weer rond ‘in een zwarte rafelige ribfluwelen broek’ en ‘op blote voeten of in afgetrapte gympen’. Die overgang van de ene naar de andere, alternatieve conventie gaat razendsnel, maar Palm wijst niet één duidelijk breukpunt aan: hij werd als het ware gedragen door de tijdgeest. Het is de vanzelfsprekendheid van de transitie die treft.
Jos Palm is niet de enige die afwijkt binnen zijn gezin, zijn oudere zuster is hem voorgegaan de SP-weg op, en de ouders worden van de weeromstuit steeds orthodoxer en geloviger, zozeer zelfs dat ze ver reizen om hun favoriete priester te ontmoeten die nog recht doet aan de oude katholieke leer en vormen. Want de katholieke kerk is zo kort na het Tweede Vaticaans Concilie veranderd: schriftlezingen door vrouwen, beatmissen, niet langer het Latijn als universele liturgische taal, priesters die het volk toespreken. En daar staat dan huizenhoog het fenomeen, dat voor latere generatie een wat vaag fenomeen wordt, van horen zeggen: het generatieconflict.
Angola in Doesburg
Het blijft fascinerend om te lezen hoe de wereld binnendendert, van Vietnam tot Tanzania, Angola en Zuid-Afrika, ook in Doesburg en Doetinchem, waar Palm zich via in een tussenstop in de wereldwinkel zal bekwamen in de juiste, communistische doctrine. Doel: ‘De eerste grote stap in de bewustmaking van de Achterhoek.’
Zo’n zin krijgt al lezend iets komisch, het zeer grote en het provinciaal kleine staan hier wel heel dicht bij elkaar, maar een van de verdiensten van dit boek is, dat het laat zien hoe de revolutionaire geest over werkelijk heel Nederland vaardig werd – misschien nog wel het hardnekkigst in wat nu dan trots ‘het platteland’ heet.
God is dood, Jos woont in een kraakpand en fietst dagelijks al dienstplichtige naar de kazerne, want je mag geen studeerkamergeleerde zijn, je moet je onderdompelen in de massa’s. Natuurlijk is hij lid van de linkse soldatenvakbond ‘om het leger van binnenuit uit te hollen’.
Hoe dan ook: er werden offers gebracht voor de levensovertuiging, want Jos is verre van een geschikte militair. Ook zal hij nog zeer kort in een fabriek werken, maar ‘er liepen net iets teveel mannen rond met halve vingers.’ Palm zal daarna aarzelend aan zijn geschiedenisstudie beginnen, want dat is bourgeois.
Wrang is de herinnering uit 1974: de ouders willen met een hoogmis hun zilveren huwelijk herdenken, de kinderen nemen ‘murmelend’ plaats in de kerkbanken, maar de volgende dag blijkt de helft van het gezin vroegtijdig vertrokken, want er is een SP-congres in Nijmegen. First things first.
Zo zag dat eruit, dat schuren en schuiven van verschillende geloofsdoctrines: mensen die elkaar door en door kenden en toch moesten verlaten.
Er is een moment dat Palm in 1977, de eerste landelijke verkiezingen waar de SP aan meedeed, merkt dat-ie het vakje van de PvdA rood kleurt. Vier jaar later herhaalt hij die handeling. De SP zal later behoorlijk groeien, en haar maoïstische veren verliezen, maar kaderlid Palm is dan al afgehaakt. Hij wordt historicus, hij presenteert een geschiedkundig radioprogramma, dat door velen wordt beluisterd, maar niet per se door ‘de brede massa’s’ die hem ooit voor ogen stonden.
ISBN | 9789045047553 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20230323 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 209 mm |
Dikte | 20 mm |