Letselschade

Vonne van der Meer
17,50
Op voorraad
SKU
9789025473167
Besproken in NRC
Bindwijze: Hardback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Om een zo hoog mogelijke schadeclaim bij de Zwitserse fabrikant van haar ski’s te kunnen indienen, moet letselschadeadvocaat Anton Palthe alles over zijn cliente te weten komen. Over het leven voor haar dwarslaesie, maar ook over haar toekomst. Hoe die eruit had kunnen zien. Zij verzet zich hiertegen, maar waarom? In geconcentreerde scènes schetst Vonne van der Meer de ontwikkeling van een vrouw wier leven muurvast lijkt te zitten. Een loodsteile afdaling terug in de tijd.
Meer informatie
Auteur(s)Vonne van der Meer
ISBN9789025473167
BindwijzeHardback
Aantal pagina's112
Publicatie datum20221101
NRC Recensie3 ballen
Breedte130 mm
Hoogte207 mm
Dikte15 mm
NRC boeken recensie

Twee miljoen, daar zet de letselschadeadvocaat op in, als genoegdoening voor de 23-jarige Lucia, die sinds een skiongeluk in een rolstoel zit. De ‘Bindungen’ schoten los, de fabrikant van de ski’s wordt verantwoordelijk gehouden. Voor de claim zal de advocaat haar niet-geleefde leven schetsen. Want alle seinen stonden op groen, Lucia was voorbestemd voor een geweldige toekomst, maar is in de knop gebroken. Maar: zij stribbelt tegen.

Er staat ‘roman’ voorop het nieuwe boek van Vonne van der Meer (1952), maar dat veronachtzaamt dat Letselschade het toch echt verdient een novelle genoemd te worden – en dan hebben we het dus niet alleen over de omvang. Een novelle kan juist door klein, beperkt, beknopt te blijven het grotere aanraken, een diep gevoel oproepen, grote thema’s omvatten. Dat doet Letselschade bij uitstek: via dat ene verhaal van Lucia, die ene casus van de advocaat, geeft Van der Meers vertelling inzicht in twee complete levens en vertelt zij een scherp en prangend verhaal over privilege en lotsbeschikking.

Meteen zet Van der Meer haar personages trefzeker neer. Vrij onopvallend eigenlijk: een van de twee afwisselende vertellers, advocaat Anton Palthe, zegt iets over zijn busreis, over de ijle blauwe lucht in het kustgebied – waar ‘onze drieëntwintigjarige cliënte Lucia Terbrugge tijdelijk verblijft’, staat er dan ineens vormelijk. Hij verdiept zich nog even in zijn conceptrapport: ‘Het laatste wat ik wil is de benadeelde aan het huilen maken.’ Dat ‘benadeelde’, zijn mijmering over opstaan in een rijdende bus en dan ten val komen (dan ‘krijg ik alleen de ziektekosten vergoed’), doet hem klinken alsof hij zelf zijn rapport ís: daar wil Van der Meer ons hebben, daar zit spanning. Terwijl ze hem ook af en toe laat denken aan Hanneke, zijn overleden vrouw.

Mooie schoolprestaties

Als het gesprek op gang is gekomen en de advocaat begint over Lucia’s mooie schoolprestaties, toont Van der Meer ook háár karakter. ‘Wat bewijzen die cijfers?’ denkt zij – raak, want helemaal niet wat ze op dat moment zou moeten denken. Je hebt ‘de best mogelijke uitgangspositie, feitelijk al vanaf je verwekking’, antwoordt hij. Zij: ‘Ik kijk hem aan, met open mond’, wat dan net weer te expliciet, te dramatisch is. Een mond kan openvallen, ja, maar het is ook wat gemakkelijk, te bedacht. Lucia concludeert, zo expliciet dat het niet meer als een natuurlijke gedachte voelt: ‘Wie zegt dat ik niet naar mijn moeder aard? En ik mezelf ook zonder ongeval ten val gebracht zou hebben?’

Dat is de keerzijde van de novelle: als alles er meteen moet staan, loopt er een dunne grens tussen raak en overdreven. Van der Meer blijft meestal aan de rake kant – en daarbij: in die zin over die moeder opent zich ook een groter verhaal. Zo hangt er in Letselschade onder ieder topje een onzichtbare ijsberg. De weerstand die Lucia voelt tegen het hosannarapport is een teken van haar volwassenwording, van haar wil om zelf iemand te zijn, los van haar ouders, hun verwachtingen, los van haar status.

Ze zit niet zomaar in een revalidatiecentrum dat van alle gemakken is voorzien. Ongemak brengt dat ook: ze voelt afstand tot haar lotgenoot Ferry, een van de weinigen met wie ze nog kan praten, nu haar vriendinnen compleet andere (uitgaans)levens leiden. Ferry en Lucia zijn nogal anders (zijn leven: ‘Ma moet om halfzeven alweer de eerste steunkousen afstropen’), maar hun ongelukken waren de grote gelijkmaker. Al eerder, als uitwisselingsstudent, voelde ze al ongemak bij haar luxepositie, baalde ze op een zwarte school van het ‘blanke huilebalkje’ dat haar gezelschap zocht. Door die psychologische opbouw geloof je Lucia volledig als ze zegt dat het haar ‘alles waard’ was om niet van Ferry te vervreemden, ‘om dit evenwicht in stand te houden’.

De vraag is: kan ze dat? En zijn ze wel echt gelijkgeschakeld? Lucia’s ingebakken hooghartigheid is af te zien aan hoe ze pas na weken de vrouw die het leesvoer langsbrengt, het ‘Bijbelvrouwtje’, bij naam leert kennen. Daarmee is ze ook een echt Vonne van der Meer-personage: eerst keurig, dan koppig, à la de opportunistische oppas Cécile uit de roman Naar Lillehammer (2021), of de door het leven gekorsetteerde dames uit de verhalenbundel Brood, zout, wijn (2017). De vraag is: valt er nog wat te veranderen, of aanvaarden we beter lankmoedig ons lot?

Overleden echtgenote

Lucia verzet zich. De waarheid over haar liefdesleven? ‘Zijn enige fout was dat hij naast zijn huwelijk een verhouding met mij had.’ Over haar veilige hechting? ‘Dat ik al vanaf mijn veertiende bang was om na school thuis te komen.’

Raak, raak, raak. En subtiel genoeg om het gevoel te geven dat je niet personages, maar mensen leert kennen (leuke vrouw, die Lucia). Dat de advocaat langzaamaan meebuigt maakt Van der Meer, via die overleden echtgenote, ook mooi aannemelijk. Enerzijds is de geldbelustheid nog zo in hem verankerd dat hij redeneert dat Lucia ‘de rest van haar leven in een rolstoel zit – tenzij er een wonder gebeurt maar dat is niet in haar belang’ (au!). Anderzijds rispt er wat gevoel op als hij Lucia’s verloren herinneringen wegwuift met: ‘vergeten doen we niet voor niets’. Waarna hij zijn bril schoonpoetst en toch noteert: ‘en ik mis mijn vrouw’.

Ook au – het staat er net terloops genoeg om niet te expliciet te zijn. Dat geldt niet voor het hoofdstukje, tegen het einde van de novelle, waarin de verhouding van Lucia met haar moeder uitgespeeld wordt, door een eigenaardige verkleedpartij. Dat voelt te veel als een flauw kunstje van een scenarist die de boel afgerond wil hebben en iets bedacht heeft. Het is een smetje op de gave novelle die Letselschade toch is – wat je al merkt aan hoe gemakkelijk je na dat rare hoofdstukje de draad weer kunt oppakken.

Dan voeren de scherpe zinnen je weer terug in de waarachtige bitterheid. In hoe Lucia niet langer kan ‘volhouden dat mijn leven alleen maar slecht is, een totale mislukking’, hoe de advocaat de implicaties daarvan uittekent, dan ‘dalen we regelrecht af naar niveau Ferry’ (au: zelfs in niet-geleefde levens is sociale ongelijkheid dus bepalend), en ook hoe hij, mannetje van het getal, toch niet alleen daarom herinnerd wil worden. Hun verhalen hebben meer met elkaar gemeen dan je vooraf kon bevroeden: Letselschade gaat over veranderen én aanvaarden.

Bestanden bij dit product
Back to top