Levensdans
Een biografie kun je het niet noemen; ‘eerbetoon’, staat op de achterflap van Levensdans van journalist Astrid van Leeuwen, waarmee meteen duidelijk wordt dat haar boek over Nederlands beroemdste dansechtpaar niet de ambitie heeft een objectief historisch onderzoek te zijn.
In plaats daarvan interviewde Van Leeuwen uitgebreid haar twee hoofdpersonen, Alexandra Radius (1942) en Han Ebbelaar (1943); dagenlange gesprekken moeten dat geweest zijn, want de twee herinneren zich ongelooflijk veel. Van de vele tientallen, dikwijls voor hen gecreërde balletten uit hun carrière dissen ze moeiteloos de kleinste details op: de passen, de kostuums, het repetitieproces, het contact met choreografen en collega-dansers, de reacties uit de zaal, maar ook van die kleine, venijnige voorvallen die het voor een geslaagd optreden noodzakelijke summum van concentratie zomaar kunnen verstoren.
Zoals de ‘vreemde ballettomaan’ die vlak voor de première van Radius’ allereerste pas de deux met wereldster Rudolf Nureyev in 1975 opduikt in de coulissen van de Amsterdamse Stadsschouwburg, en haar vraagt of ze zich wel realiseert met wie zij zometeen zal dansen. „Mijn god, alsof ik dat niet wist”, zegt ze nu, nog nahuiverend. „Ik was al doodzenuwachtig.”
Juist doordat Radius de temperamentvolle Rus indien nodig van repliek durfde te dienen zou ze uitgroeien tot een van zijn favoriete danspartners, maar geen enkel succes staat in de sterren geschreven; het moet keer op keer bevochten worden, met hart en ziel en een lichaam dat niet mag tegenstribbelen. Levensdans wemelt van de momenten van pure, aan wanhoop grenzende spanning, een alles-of-niets gevoel. Het houdt de vaart er heerlijk in.
Beschermingsdrang
Ebbelaar, die zichzelf met zijn ‘te korte spieren’ als het minder grote talent van hen beiden beschouwt, heeft zelfs als hij alleen toekijkt bij optredens van zijn ‘Lex’ last van plaatsvervangende stress: bij een première van Radius en Nureyev in Wenen transpireert hij zo hevig „dat van het programmaboek dat ik onder mijn arm had geklemd aan het einde van de avond gewoon een hele punt weg was.” Opgegeten, door het zweet.
Jaloers is Ebbelaar niet als zijn vrouw met een ander danst; sterker, hij is degene die Radius’ carrière elke keer een stapje verder duwt, met nieuwe ambitieuze plannen en niet aflatende steun en beschermingsdrang. ‘Lex’ beschouwt haar man op haar beurt tot op heden als de fijnste danspartner die ze ooit heeft gehad; zestig jaar getrouwd zijn ze inmiddels, en nog altijd een gelukkige twee-eenheid.
Dat klinkt zoetsappig, maar het inkijkje in hun verhouding dat met name het slotdeel van Levensdans biedt, wordt nergens ongemakkelijk intiem. Over hun kinderloosheid zegt Radius bijvoorbeeld nuchter dat het in haar tijd ‘niet gebruikelijk was’ dat een ballerina kinderen kreeg; toenmalig artistiek leider van Het Nationale Ballet Rudi van Dantzig was er zelfs ‘totaal geen voorstander van’. Als ze het later alsnog vergeefs proberen, concluderen ze samen dat ‘het blijkbaar zo moet zijn’ en vervolgen ze het pad van hun internationale carrière. Van Leeuwen citeert overvloedig uit lovende recensies om te benadrukken hoe geliefd ze waren; op den duur wordt dat monotoon, maar een andere manier om podiumtriomfen waar nauwelijks bewegend beeld van bestaat te ‘vangen’ is er nauwelijks. Foto’s zijn er wel: Levensdans is geïllustreerd met schitterende foto’s van voor en achter de schermen. Klassiek muziekje erbij, en je nadert toch behoorlijk de magie van al die vervlogen voorstellingen.
Terugkerend pijnpunt is de lakse omgang van Nederland met z’n eigen, wereldvermaarde danscultuur. Zelfverklaard driftkikker Ebbelaar gaat lekker los over ‘hakbijl’ Halbe Zijlstra en de povere, vaak van onkunde getuigende media-aandacht voor ballet. Dat mag, dit is zíjn boek, en bovendien heeft hij een punt.
Waarom is de NOS bijvoorbeeld ooit opgehouden met de live-uitzending van het jaarlijkse gala van Dansersfonds ’79, dat Radius en Ebbelaar oprichtten bij hun twintigjarig jubileum, met als startkapitaal het geld dat vrienden en bewonderaars bij wijze van cadeau voor hen hadden ingezameld? ,,Wij vonden het nogal gênant om zo’n groot bedrag te krijgen”, aldus Ebbelaar – dankzij de steun van onder meer Joop van den Ende bestaat het fonds nog steeds en kent het prijzen en beurzen toe aan jonge dansers, maar de middelen houden niet over. Sinds de publieke omroep haar interesse verloor kunnen er op het gala geen dansersgages meer worden uitgekeerd en doen de beste Nederlandse gezelschappen die avond dus ‘om niet’ mee, voor een publiek dat getuige de populariteit van danswedstrijden op tv vele malen groter zou kunnen zijn.
Oorlogskinderen
Maar Levensdans is geen klaagzang; daar zijn ‘Han en Lex’ de types niet naar. Als oorlogskinderen die opgroeiden in de sobere jaren van wederopbouw weten ze van aanpakken. Hun eerste jaren bij het net opgerichte Nederlands Dans Theater begin jaren zestig zijn zó ruig en primitief dat daarna zo’n beetje alles meevalt. Dansen op betonnen vloeren, plassen in de gootsteen, gevoelloze tenen, zalen met kinderen die joelen als ze voor het eerst een man in panty zien: zonder een ijzeren discipline en fenomenale energie was het niet te doen geweest. Daartegenover staan de herinneringen aan het creëren van al die baanbrekende, nog altijd uitgevoerde balletten met Hans van Manen, Rudi van Dantzig en Toer van Schayk, in innige werkrelaties die ook diepe crises doormaken. Over die gouden jaren is het laatste woord hopelijk nog lang niet geschreven.
ISBN | 9789493095915 |
---|---|
Datum van verschijning | 20221101 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 147 mm |
Hoogte | 228 mm |
Dikte | 31 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres