Mus en Snorrie

Op een dag ziet Mus zomaar een vuilniszak over de weg kruipen. ‘Stop de auto’, roept ze naar haar moeder. ‘Er zit iets in.’ Mus springt de auto uit, kijkt vol verwondering in de zak. Twee zwarte oogjes kijken terug. Snorrie is een hondje en komt van de straat. De moeder van Mus vindt hem maar vies. Ze krijgt er snotters van in haar neus. Snorrie mag één nachtje blijven. Een huis voor een hond vinden is zo makkelijk nog niet. Op magische wijze komen Mus en Snorrie in het hoge noorden van de wereld terecht. Daar is het zo koud, dat je neusharen bevriezen en de sneeuw tot aan je oren komt. Ze ontmoeten Beer die maar niet in winterslaap kan vallen. Het wijze Rendier die de weg goed weet. En niet te vergeten de betoverend mooie Vuurvos. In één moeite door brengt Mus ook nog verdwaalde Kip naar huis. Het verhaal begint met de alles-mag-dag. Welk kind - en volwassene - zou daar geen zin in hebben? Een aansprekende mix van fotografie en tekeningen met een knipoog naar IJsland en Lapland en haar bewoners de Sami. Kinderen rond de 5 tot 8 jaar kunnen kennis maken met deze sprookjesachtige wereld door het sprankelende, speelse avontuur en de fantasierijke wendingen. Een charmante mix tussen de werkelijke wereld en de fantasiewereld met een vleugje magie. Een boeiend verhaal over vriendschap en trouw. Vasthouden en loslaten. Op avontuur gaan en weer thuis komen. Asta Diepen Stöpler, tekstschrijver