Oregon
Jori Stam Twee jonge schrijvers, een slome duikelaar en een snotterige paling, bivakkeren in een boshut. Het kan eigenlijk niet anders dan op geweld uitlopen.
Het prozadebuut van Jori Stam (1987), het nogal Russisch getitelde Een volstrekt nutteloos mens (2015) bevatte flink wat agressie, en op die lijn borduurt de schrijver in zekere zin voort met zijn tweede boek, Oregon, een roman over twee typende mannen in een sjofele hut in de Amerikaanse woestenij. Iemand die zoiets onschuldigs als een bosvruchtensmoothie over zich heen krijgt, ziet de vlek ‘groter worden als een schotwond die niet wilde stoppen met bloeden’, terwijl elders de vraag wordt opgeworpen of het moeilijker zou zijn om iemand om het leven te brengen als die persoon naakt is. In ‘een kil licht […] waarin de wonden niet achter kleding verborgen zijn.’
Dat is dan alleen nog maar de beeldspraak en een los hersenspinsel, maar eigenlijk kan de hele roman plotsgewijs nergens anders op aankoersen dan op geweld. De twee Nederlandse jonge schrijvers die zich in Oregon, een amalgaam van Kubricks The Shining en Hermans’ Nooit meer slapen, afzonderen zijn al lang niet meer zo nauw met elkaar als voorheen en bovendien heeft de één (Philip) veel meer succes dan de ander, Stijn, de lethargische verteller van deze geschiedenis. Stijn is ook wat labiel. Hij treurt nog steeds om zijn verbroken relatie met de ambitieuze, doortastende Kirsten en hij knabbelt onverdroten door van een angstremmer, oxazepam. Als hij in de hut een geweer aantreft staat hij er binnen de kortste keren geestdriftig mee richting de einder te schieten.
Het kan eigenlijk niet anders dan exploderen, deze roman, maar desondanks is hij niet bepaald toonvast. Stijn minacht Philip omdat die als een snotterige paling door het medialandschap glijdt (je raakt echt benieuwd welke schrijver hiervoor model stond), maar hij is ook weer zo’n enorm slome, sentimentele duikelaar dat er überhaupt geen dreiging van hem uitgaat: zo iemand ondergaat de dingen alleen maar.
Het meest geslaagde want interessantste element in Oregon is opmerkelijk genoeg een sublijntje, namelijk dat van de rücksichtslos de emancipatie voorbijgemarcheerde Stijn. Die hoopt de overzeese universitaire plannen van Kirsten te dwarsbomen door een gaatje in een condoom te prikken, met alle gevolgen van dien, maar zij laat zich echt niet aan huis en haard binden door een zwangerschap. De hierop volgende abortusscène beneemt je niet alleen de adem, je hebt ook heel goed door dat de relationele taferelen die erop volgen ‘besmet’ zijn: het kind dat er niet mocht komen markeert de breuklijn tussen Stijn en Kirsten.
Verder is de lijdzaamheid het manco van Oregon. Uit de houding van Stijn spreekt de ijdele hoop (van Jori Stam) dat de lezer toch te doen moet hebben met zo’n besluiteloze strompelaar, maar de waarheid is dat er aan de lopende band romans van jonge schrijvers verschijnen met zulk soort passieve lieden, die het ook allemaal niet weten en net gedumpt zijn en in een stad wonen. Het tegenovergestelde ‘werkt’: personages of vertellers opvoeren die hard zijn, kiezelhard wat mij betreft, en die op hun manier weten hoe de vork in de steel zit, op welk vlak dan ook. Geef de volgende keer desnoods die Philip het woord.
ISBN | 9789025454111 |
---|---|
Aantal pagina's | 192 |
Datum van verschijning | 20190821 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 210 mm |
Dikte | 19 mm |