Passagiers/achterblijvers
Thomas Heerma van Voss toont zich een meester van de suggestie
Thomas Heerma van Voss Het is geraffineerd hoe de blik van de lezer wordt gestuurd in deze verhalen, waarin de hoofdpersonen er maar niet in slagen om zichzelf te doorzien.
Hoe beginnen verhalen? ‘Dat [valt] zelden eenduidig te achterhalen’, aldus de hoofdpersoon van ‘Het begin’, het eerste verhaal in Passagiers/achterblijvers van Thomas Heerma van Voss (1990). De vondst van het vriendenboekje van een buurmeisje biedt uitkomst, meent hij. Prille leventjes ontvouwen zich erin, want hierin onthullen kinderen wie ze op weg zijn te worden: hoe hun levensverhaal begint. ‘Grootste droom: dat papa en mama niet dood’, schrijft Anna van zeven kernachtig. Klasgenootje Jochem wil profvoetballer worden. En Laurientje eet het liefst ‘pizza mar rieta’. Schattig, zoet.
Hoe beginnen verhalen? Bij het gekozen perspectief. Het verhaal van de een is het verhaal van de ander niet. Heerma van Voss excelleert in deze nieuwe bundel, net als in eerder werk zoals de roman Condities (2020), in het doordenken van de consequenties van de vertelperspectieven die hij kiest. Hij laat het beeld dat iemand van zichzelf (of van iets wat hem overkwam) heeft en geeft, kantelen, zonder dat zijn vertellers het zelf doorhebben. Hun woorden zaaien twijfel bij de lezer, niet zozeer bij henzelf. Vloeiend en helder is hierbij zijn stijl, soepel het tempo. Er staat altijd meer dan er staat. Tot in de puntjes doordacht verstrekt hij informatie, je wordt meegevoerd in een visie haast zonder dat je er erg in hebt, met lichte verstoringen onderweg, door de hoofdpersonen zelfs dus niet of nauwelijks opgemerkt. ‘Je zou kunnen zeggen dat een verhaal, nee, dit verhaal zo begint: een meisje gaat met haar moeder terug naar haar geboorteland en vergeet haar vriendenboek’, houdt de vriendelijke volwassen hoofdpersoon van ‘Het begin’ je voor. Arm grietje, helemaal terug naar Vietnam, zonder tastbare herinnering aan haar Nederlandse klas. Op haar eigen foto voorin het boek, netjes geknipt binnen de voorgedrukte hartjesvorm, ‘glimlacht [ze] verlegen’. Dat wordt ‘een hartenbrekertje’ later.
Je gaat mee in het relaas van de verteller. Aandoenlijk is niet alleen dit meisje, maar ook de toewijding waarmee hij het vriendenboek bekijkt. Of eh? Gaandeweg het verhaal bekruipt je de twijfel. De man ergerde zich kapot aan het geluid dat het meisje maakte, toen ze er nog was. Een andere huisbewoner had echter nergens last van. Was het lawaai er wel? De man heeft, zo blijkt, het vriendenboek niet zozeer gevonden, als wel achterovergedrukt. Hij koestert het als zijn liefste bezit. Het lezen geeft hem ‘een warme gloed’, hij kent de kinderantwoorden algauw van buiten. ‘Het maakte mijn dagelijkse uurtje buiten prettiger, doorgaans slenterde ik lukraak wat rond, maar met die kinderen had ik opeens een doel. Ik wist waar ik moest kijken zodra ik bij de school in de buurt kwam. Ik wist wat die jongetjes en meisjes werkelijk dachten.’ Mijn dagelijkse uurtje buiten? Een vent die naar kinderen staart?
Geslaagde vriend
Hoe eindigen verhalen? In verwarring, in dit geval. Je wilt meteen van voren af aan beginnen, om alsnog grip op de zaak te krijgen. Hoe griezelig was het? Wat heb je nou precies gelezen? Het is geraffineerd hoe Thomas Heerma van Voss je blik stuurt, het houdt dit proza, dat je aanvankelijk in de luren legt, spannend tot voorbij het slot. Het beklijft, juist doordat het veel te raden overlaat. Dit zijn geen willekeurige, dan wel al te zeer ingevulde inkijkjes in levens, zoals veel korte verhalen, dit zijn vernuftige uitsneden die een maximum aan effect bereiken.
De wonderlijke titel van de bundel, Passagiers/achterblijvers, is goed gekozen. Voor alle hoofdpersonen uit de zes verhalen blijkt dat ze, zelfs als ze tot handelen overgaan, feitelijk blijven zitten waar ze zitten. Opgesloten in hun eigen, benarde blik op de werkelijkheid, op zichzelf. Soms in afgunst, zoals in ‘Bowlen in Philadelphia’, waarin de verteller zijn eigen gezoek afzet tegen dat van een in zijn ogen meer geslaagde vriend. Die woont met zijn vriendin Anna heerlijk samen en is goed op weg, constateert hij tijdens zijn bezoek aan hun woonplaats Philadelphia. ‘„Philly”, zegt Anna liefkozend. „Jacob vergeet dat nog vaak, maar iedereen hier noemt de stad Philly.”’ Je leest er aanvankelijk gladweg overheen, maar is deze verbetering werkelijk zo ‘liefkozend’? Subtiel verstopt Heerma van Voss zo vooruitwijzingen naar hoe het verhaal zich zal ontrollen.
Dodenherdenking
‘Ik kan alles uitleggen’ is de veelzeggende titel van een ander verhaal. Een opgeruimde jongeman uit de provincie brengt op een dag ‘een fles gootsteenontstopper die ik had geleend’ terug naar ‘een dierbare vriend’ in de hoofdstad. Volgens afspraak, keurig zoals het hoort, is het niet? Het is 4 mei. De Dodenherdenking op de Dam eindigt die dag heel anders dan verwacht. Ook hier wordt alleen tussen de regels door het een en ander uitgelegd.
En zeker niet alles. Al geeft Heerma van Voss hier in de laatste welgekozen regel wel meer weg: ‘[…] geschreeuw en gekerm, het dranghek dat zo te horen omkletterde, de mensen die elkaar opzij duwden, de gezichten vol paniek zonder dat ze begrepen waarvoor ze bang moesten zijn, en heel eventjes werd het in mijn hoofd helemaal stil, eindelijk.’
Stilte heerst er nadrukkelijk niet, in de hoofden waarover, of vanwaaruit Thomas Heerma van Voss schrijft, wel het vastklampen aan een interpretatie, het alles indringend een kant op trachten te duiden. De hoofdpersonen zijn onmachtig. Soms wanen ze zich aan het roer. Maar het meedoen wil niet vlotten, het doorzien van anderen lukt niet, en van zichzelf al helemaal niet. Een zoon probeert te begrijpen wie zijn moeder is, een filmmaker bijt zich vast in haar ambitie, maar ze zijn en blijven er anders aan toe dan ze zouden willen en dan je aanvankelijk doorhebt. Handig verwerkt Heerma van Voss hier en daar eigentijdse thema’s, zoals wokeness of de coronapandemie, maar de verhalen zijn niet erg tijdgebonden. Vastlopen is van alle tijden, en van alle leeftijden.
Opvallende controle
Alleen in het laatste lange verhaal, ‘Nieuw leven’ getiteld, vergaloppeert hij zich. Hier schemert de constructie ineens al te opzichtig door. Twee broers maken een reis naar een verboden locatie waar een raket gelanceerd wordt, maar de blik van de verteller is, zo blijkt al snel, meer op het verleden dan op de toekomst gericht. Er vallen rekeningen te vereffenen, zoals rondom de recente dood van hun vader: zijn broer liet hem alleen aan dat sterfbed, hij zint op wraak. Dit is te zwaar aangezet, er valt in dit verhaal minder in te vullen dan in de rest van de verhalen.
Voor het overige heeft Heerma van Voss een opvallende controle over wat hij bij de lezer aanricht. Hij weet precies wat hij je aandoet. In de onontkoombare verhalen van Passagiers/achterblijvers betoont hij zich een meester van de suggestie.
29-04-2022 Judith Eiselin
De personages in Passagiers/achterblijvers verlaten hun vertrouwde omgeving en proberen grip te krijgen op de buitenwereld. Ze hebben de neiging zich af te zonderen en zijn zich daar op een vaak pijnlijk geestige manier van bewust. Tegelijk willen ze niets liever dan meedoen, zodat het leven zelf niet door hun vingers glipt.
Als geen ander weet Thomas Heerma van Voss in Passagiers/achterblijvers door te dringen tot de essentie van de dralende, verlangende en proberende mens.
ISBN | 9789493248243 |
---|---|
Aantal pagina's | 224 |
Datum van verschijning | 20220411 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 199 mm |
Dikte | 22 mm |