Rooswijk 1740
Historisch onderzoek kan dus levensgevaarlijk zijn. Dat is wat je denkt bij het lezen van Rooswijk 1740. Een scheepswrak, zijn bemanning en het leven in de 18de eeuw. Martijn Manders, één van de auteurs, is ‘maritiem archeoloog’, en dat blijkt geen vak voor watjes. Hij heeft niet alleen een doctorstitel, maar ook een duikbrevet. Op volle zee gaat hij vijfentwintig meter naar beneden. Het zicht is beperkt, de tijd ook. Gelukkig is er een decompressiekamer aan boord van het bergingsschip boven hem, voor als het misgaat.
Het boek dat Manders samen met Laura van der Haar schreef, biedt een blik op een fascinerende wereld: die van de onderwater-archeologie. De Rooswijk was een VOC-schip dat in 1740 op weg naar Indië verging voor de kust van Engeland. Rond 2000 werd het gevonden door Ken Welling, een timmerman uit Londen. Want duiken naar wrakken, dat is niet alleen iets voor mensen met doctorstitels. Sinds duikspullen in de jaren zeventig van de vorige eeuw goedkoper werden, zijn er heel wat avonturiers die duiken naar scheepswrakken. Locaties waren lang niet beschermd.
Jaren touwtrekken
In 2004 en 2005 haalt een Britse schatgraver een deel van het zilver dat zich aan boord van De Rooswijk bevond naar boven. Munten en staven worden geveild. Na jaren van touwtrekken tussen de Britse en de Nederlandse autoriteiten begint in 2017 een grootschalige berging van het wrak. Daar is dan overigens weinig meer van over. Maar objecten kunnen mogelijk veel vertellen over het leven aan boord van een VOC-schip in de achttiende eeuw.
Rooswijk 1740 is een vreemd boek. De hoofdstukken over de berging zijn zeer de moeite waard. Het is een goede introductie als je weinig weet over onderwater-archeologie. Zo lees je over de ‘Martini-regel’: iedere tien meter onder water voelt ongeveer aan als één glas Martini. Over duikers die met geluidsgolven de positie van een object bepalen (een archeoloog die op het schip achter een beeldscherm ziet krijgt dat meteen te zien). En over ‘isotopenonderzoek’: in menselijke resten meten onderzoekers variaties van het aantal neutronen in de atoomkern van verschillende elementen als koolstof, zuurstof en waterstof. Die zijn anders bij bijvoorbeeld iemand die aan de kust woonde. ‘Dus zelfs na honderden jaren in een zeemansgraf kun je iemands achtergrond en laatste verblijfplaats nog achterhalen.’ Razend interessant.
Overduidelijk fantasie
En toch had ik het boek na één hoofdstuk bijna terzijde gelegd. Want het feitelijke verslag van de berging wordt afgewisseld met hoofdstukken vol tenenkrommend proza. De auteurs hebben geprobeerd het verhaal spannender te maken door er een historische roman doorheen te vlechten, waarin we lezen hoe verschillende bemanningsleden van De Rooswijk op het schip terechtgekomen kunnen zijn. Met de nadruk op kunnen, want er komt overduidelijk fantasie aan te pas. Het levert zinnen op zoals deze, over de schipper van De Rooswijk die de koers bepaalt: ‘Met een zelfingenomen glimlach rolt hij de rechterkant van zijn snor tot een scherp puntje – hij kan het kwastje met zijn tong aanraken zodat het nog puntiger wordt – neemt nog een slok bier en bladert weer aandachtig verder.’
Karig is de informatie die je krijgt over wat de berging uiteindelijk heeft opgeleverd. Dat is wel te begrijpen: aan een wetenschappelijke publicatie wordt nog gewerkt. Als lezer bekruipt je het gevoel dat er een geweldig boek zou kunnen zitten in De Rooswijk. Helaas, dat is dit (nog) niet.
ISBN | 9789463821209 |
---|---|
Aantal pagina's | 336 |
Datum van verschijning | 20210908 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 29 mm |