Vele vreemde vormen
Magisch realisme Twee jonge schrijvers onttrekken zich aan de literaire standaard van alledaagsheid – met verbeeldingsvol proza.
Hoe zou dat zijn, een leven zonder dromen? Tom Hofland werpt de vraag op door zijn tweede roman te situeren op een eiland waar niemand ooit droomt. Een mogelijk resultaat: je hoeft je niet druk te maken over wat zich in een droom toch felrealistisch voordeed, maar niet echt is. De wereld is zoals die zich aandient, onverklaarbaarheden zijn er niet, de mensen zijn tevreden.
Een uitkomst voor iemand als Tómas Mancanza, hoofdpersoon van Vele vreemde vormen: hij is rationeel, analytisch, een oplosser. En daarom geschikt voor privédetectivewerk, waarmee hij in Antwerpen zijn boterham verdient. Hij komt daar niet vandaan – hij komt van het droomloze eiland Paraqi. Inwoners wapenen zich ertegen met rituele rijmpjes, want: ‘Wie bezocht was door de droom zou niet veel later wegvallen in een kier van aarde. Daarna volgden er twee opties: voorgoed verdwijnen of in een andere vorm weer opgehoest worden; als een hoed bijvoorbeeld. Of als een duif of een zak lente-uitjes.’
Zo krijg je als lezer toch het idee in een droom verzeild te zijn geraakt – al houdt de heldere, aanstekelijke verteltrant je ook meteen geboeid. Dát kan Tom Hofland (1990). Hij presenteerde zich in 2007 met zijn debuutroman Lyssa als een eigenzinnig schrijver: iemand die een uitgespeeld genre – toen de barokke historische liefdesgeschiedenis – als een jas aantrekt om daarin vervolgens te doen wat hij wil, en het staat hem nog ook. Vele vreemde vormen kent ook zo’n oude jas, twee zelfs: in de eerste helft hult Hofland zich in de speurdersroman, in de tweede helft gaat het magisch-realistische sfeertje overheersen.
Grillroom
Dat is één opvallende, maar ook tamelijk fundamentele overeenkomst met Een goede nachtrust, de debuutroman van Peter Buurman (1992). Dat verhaal onttrekt zich ook onmiddellijk aan de logica van alledag – en zo aan de huidige literaire standaard van realisme en autobiografie.
Dat is goed nieuws, want in welke Nederlandse debuutroman vraag je je tegenwoordig danig af waar je in verzeild bent geraakt? Een goede nachtrust begint met een inbreker die op een nacht in een stoffig, verlaten huis een man onbeweeglijk in bed aantreft, bleek, versteend; dood, lijkt het. Maar hij wordt wakker, uit een slaap die oneindig lijkt te hebben geduurd. Eigenlijk is de man wel blij om gewekt te worden, blij dat de inbreker, die prompt uit zijn rol valt, de onzichtbare touwen waarmee hij aan bed vastzit losmaakt (!) en hem een glaasje water bezorgt. En hij stapt bij de inbreker achterop de scooter, om zijn honger te stillen in de enige grillroom die nog open is. Langzaam krijgt hij kleur.
Knap is hoe Buurman je met vaste hand door zijn bevreemdende verzinsel heen leidt. Hij vertelt op een toon die geen argwaan wekt: laconiek, maar hij neemt de boel ook serieus. Natuurlijk speelt er iets metaforisch, maar Buurman weet ook dat het gauw ergerlijk zou worden als het alléén om achterliggende betekenissen gaat. Dus presteert hij zowel op het niveau van scènes als op dat symbolische vlak.
Soapactrice
Subtiel gaat de betekenis doorschemeren: als er in de grillroom een soap opstaat die ‘ging over een soapactrice die niet langer in een soap wilde spelen’, en er een onverschrokken lang én erg leuk gesprek plaatsvindt tussen dronken jongens over stereotyperingen in de film Intouchables, heb je het wel zo’n beetje door. Het gaat over mensen die gevangen zitten in hun rol, en daar graag uit willen breken. Overigens: die jongens ontstijgen hun type, en daarom blijft die scène leuk.
Zo geeft Buurman meteen boter bij de vis: hij laat zien dat mensen nooit geheel samenvallen met de rollen die anderen hen toedichten. ‘Mensen zijn vloeibaar’, concludeert de man uit het bed na het Intouchables-gesprek. ‘Als je over ze schrijft komen ze vast te zitten. En zonder de vrijheid om te stromen zullen ze nooit meer zichzelf kunnen zijn.’
Dat is een fris tegengeluid in het identiteitsdebat in de kunsten (over stereotypering en wie waarover mag schrijven) – met name omdat het absoluut niet pretendeert dat te zijn. De metaforische laag is telkens aanwezig, maar dringt zich niet te veel op: de scènes zijn de motor van Een goede nachtrust. Gebeurtenissen volgen elkaar onvoorspelbaar op, zoals in een droom, en de roman groeit uit tot een onnavolgbare, vaak geestige cocktail van verhaallijnen en – lagen – met een cruciale rol voor de soapactrice die uit haar soap wil en daarvan ’s nachts wakker ligt. Knap ook dat dat nog een logisch geheel wordt, waarmee deze sterke debuutroman zich gelukkig aan vrijblijvende droomlogica onttrekt. Zónder geheel naadloos en verklaarbaar te worden. Het moet niet al te zeer vastliggen.
Rafelranden
Hetzelfde soort rafelranden maken ook Hoflands roman tot een beklijvend boek – met zo mogelijk een nog waanzinniger verhaal dan dat van Buurman. Het heeft wel een langdradig eerste deel nodig om tot de kern te komen: eerst moet Tomás Mancanza als detective achter de jonge kunstenares Camille aan, met wie hij vervolgens een relatie krijgt. Samen gaan ze terug naar Paraqi om daar Tomás’ vader te zoeken, de mysterieus verdwenen Peppino – pas daar, na 100 bladzijden, krijgt het verhaal vaart. Zonder het meteen serieus te nemen (er zal wel een verklaring zijn) speurt Tomás het eiland af. Maar de oplossing van het raadsel ligt niet zozeer op het eiland, als wel in hemzelf.
Irrationaliteit accepteren – dat is de belangrijkste les voor Tomás. Dat geldt evenzeer voor Hoflands lezers: de vereiste open leeshouding en de droomachtige inhoud van Vele vreemde vormen grijpen mooi in elkaar. Je kunt je maar beter laten meevoeren, door de verhalen die de personages vertellen, langs onverklaarbare feiten, die de verbeelding aanspreken. Want wie zich niets verbeeldt, niet droomt, verlangt ook niet – en wie wel droomt, kan zijn leven ineens verbeterd zien worden.
Een wat lossere, magische blik op de werkelijkheid biedt de mogelijkheid om te ontsnappen aan de grauwe realiteit van alledag – die biedt vrijheid. Jonge fictieschrijvers die daarvan zijn doordrongen, zijn een aanwinst voor onze literatuur.
Tomás reist met tegenzin af naar zijn geboorte-eiland om hem te zoeken. Geholpen door Camille en de bijgelovige inspecteur Franco probeert hij het raadsel van de vermissing op te lossen. Maar als rationeel denken geen uitweg meer biedt, begint hij te twijfelen aan zijn eigen kennis.
ISBN | 9789021414546 |
---|---|
Aantal pagina's | 288 |
Datum van verschijning | 20191118 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 24 mm |