Winterthur
Zullen we dan maar gewoon ophouden met wakker schudden? De moed ontglipt je, als je in de debuutroman Winterthur leest hoe de grondleggers van de Club van Rome zelf vinden dat het gegaan is. Aan de Club lag het niet, in De grenzen aan de groei stónd het allemaal, de koers van het klimaat hád vijftig jaar geleden verlegd kunnen worden, maar de wereld had ‘geen zin, zo simpel is het’, constateert de naamloze hoofdpersoon.
Klimaatromans hebben meestal een activistische ondertoon. De temperatuur en zeespiegel zijn ongekend hoog opgelopen, maatschappelijke en sociale gevolgen tekenen zich af, de boodschap is: we gaan eraan, tenzij we nú in actie komen. In het nieuwste nummer van de Nederlandse Boekengids is Alexander Nieuwenhuis (1984) ook ‘gewoon’ alarmistisch („De tijd van artikelen lezen, je informeren, het probleem overdenken […] is voorbij”). Des te intrigerender is de even rationele als melancholieke berusting in zijn debuutroman; je zou het verfrissend kunnen noemen, al strookt dat woord misschien slecht met het pessimisme van Winterthur. De verteller beseft: we gaan eraan en kunnen daar niets meer tegen doen.
Terwijl hij onderzoek doet naar de Club van Rome en haar deprimerende erfenis, krijgt hij een spiegel voorgehouden door Antonin, een oude man die zich heeft afgekeerd van de moderniteit en over een Noord-Zwitserse Alp zwerft. Als ‘een soort goedgestemde bosgeest’ leeft hij van het land en de lucht – geduldig het einde der tijden afwachtend, hij heeft zich gevoelsmatig al buiten de tijd geplaatst.
Wonderbaarlijk effectief
Is dat misschien niet verstandiger? In het verleden, in de aarde, die er altijd al was, ligt veel dat het opdiepen, opmerken en actualiseren waard is. Nieuwenhuis zet de tijd in zijn roman ook meermaals stil, door oude ‘reisdagboeken’ van Antonin in te voegen – hij volgde het spoor van ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt, op zoek naar stammen in Latijns-Amerika die nog wél in contact stonden met de aarde.
Verfrissend. Zoals ook de onconventionele, maar wonderbaarlijk effectieve vorm van Winterthur, dat eerder lijkt op een essay dan op een roman. Nieuwenhuis houdt zijn verteller in het vage: hij is onderzoeker, zelf nauwelijks een actor, maar wel een klankbord voor allerhande ideeën en stemmen, van Antonin tot klimaatkenners, die Nieuwenhuis overigens echt interviewde (als we de verantwoording mogen geloven). En daarmee verzandt de vertelling niet in klinkklare doem of apathie. De ideeënrijkdom maakt het een uiterst prikkelende, beklijvende roman.
Hoe om te gaan met de dreigende (of moet je zeggen: aanstaande) klimaatramp? Op doorlopende paniek, die terecht zou zijn, is het menselijk zenuwstelsel niet gebouwd, weet Club van Rome-kenner Ugo Bardi in de roman. ‘De oplossing, als die er is, ligt meer in het domein van de religie. Serieus. Er is een beweging van een nieuwe religie die gebaseerd is op Gaia, het idee dat de aarde zelf een levend wezen is, waar de mens maar een uiterst klein onderdeel van is.’ Denk aan de ‘biotische pomp’: een mechanisme waarmee een bos (mits aaneengesloten) voor zijn eigen watervoorziening zorgt. En denk aan het magnetische veld van de aarde: het kompas waarop palingen duizenden kilometers de goede kant op zwemmen.
Voor dat ‘geloof’ biedt de verteller – die in de wonderlijke constructie van Winterthur een soort profeet is, maar één die zichzelf koel wegcijfert en zo zorgt dat zijn evangelie hem overstijgt – talloze argumenten. De aarde is ontzagwekkender dan de mens beseft en zal zich wel weer herstellen. Jammer alleen dat wij dat niet meer meemaken. Tenzij we nu in actie komen?
ISBN | 9789028221215 |
---|---|
Aantal pagina's | 176 |
Datum van verschijning | 20220520 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 130 mm |
Hoogte | 210 mm |
Dikte | 19 mm |