De zeearend
De onuitputtelijke rijkdom van de vogelwereld
Vogels Twee biologen publiceerden een vogelboek, met geheel eigen aanpak. Van klassiek wetenschappelijk tot extreem fantasierijk: de rijkdom van de vogelwereld is onuitputtelijk.
Hersengymnastiek: zo heet een van de hoofdstukken uit Zo doen vogels dat van de New Yorkse natuurwetenschapper en bioloog Jennifer Ackerman. Dit hoofdstuk gaat over prieelvogels, waarvan er negentien soorten zijn, zoals de grijsnekprieelvogel die ‘de welverdiende reputatie (heeft) van een extreem personage binnen een familie van extreme vogels.’
Onderzoekers in Australië hebben ontdekt dat het prieelvogelmannetje een vrouwtje het hof maakt door een prieeltje in te richten met onder meer 1300 botten en schelpen. Maar het kan nog fanatieker: zijn neef de satijnblauwe prieelvogel legt zijn ‘schouwtoneel’ vol met fonkelende scherfjes glas, lipjes van bierblikjes, stukjes kapotte sieraad, rietjes. De prieeltjes zelf zijn geen nesten, het zijn ‘verleidingstheaters, podia die de mannelijke prieelvogels tot decor dienen voor de zang en dans waarmee ze hun vrouwelijke bezoekers proberen te behagen.’
Ackermans boek, met als ondertitel Een nieuwe kijk op het praten, werken, spelen, opvoeden en denken van vogels, is niet minder uitzinnig dan de beschreven vogels zelf. De lezer moet inderdaad hersengymnastiek verrichten om al die soorten, die voornamelijk in Australië maar ook elders voorkomen, enigszins in het vizier te houden. Namen als goudkuiftuiniervogel, textorwever en maskerwever, gouden grondspecht, ornaatelfje, rosse spotlijster, oranjeborsthoningzuiger en vlekborstmiervogel buitelen over elkaar heen, de een nog excentrieker dan de ander in verleidingskunst, nestbouw, gedrag, opvoeding van de jongen.
Versteld
Wie gewend is min of meer ‘klassieke vogelboeken’ te lezen, staat op elke bladzijde van Ackermans boek versteld: nooit geweten dat het bouwen van een nest samenhangt met ‘neurale netwerken en het beloningssysteem’.
‘Er is een heleboel dat wij niet weten’ citeert Ackerman terecht een collega-ornitholoog. Hiermee lijkt ze voor zichzelf te rechtvaardigen dat haar boek wel een zeer buitenissig vogelboek is. Stel daartegenover de vogelmonografie De zeearend van bioloog en wetenschapsjournalist Nienke Beintema: één boek over slechts één vogel, de grootste roofvogel van ons land die sinds vijftien jaar een spectaculaire rentree maakt. Met als hoogtepunt het jaar 2020: twintig broedparen en 22 uitgevlogen jongen.
Hoe kan dat? In de vorige eeuw immers werd de zeearend (Haliaeetus albicilla) nog verdelgd, nu omarmt elke natuurliefhebber de goudbruine vogel met zijn imposante haaksnavel en witte staart.
Dat is de paradox die Beintema in dit klassieke vogelboek uitwerkt. Klassiek in de betekenis van haar werkwijze: na een persoonlijke beschrijving van de zeearenden boven de tuin van de auteur in Alaska zag ze, na haar terugkeer in Nederland, hier de verrassende groei van de populatie. Eerst bleven de vogels overwinteren, daarna kwamen ze tot broeden. Wat is de geheime kracht achter dit succes in een aangeharkt, overbevolkt en steeds natuur- en vogelarmer land? Op wetenschappelijke wijze analyseert ze dat proces.
Oostvaardersplassen
Gebieden als de Biesbosch en Oostvaardersplassen zijn van cruciale betekenis voor de populatiegroei, maar ook de IJsseldelta en de Weerribben. De zeearend zou een ‘iconische vogel’ van de nieuwe natuur kunnen noemen met veel moeras, bevers, ruigte. In dit opzicht is Beintema’s boek ook een boek over hedendaagse natuurontwikkeling, waarin meningen keihard tegen elkaar botsen.
Een dieptepunt in die hele ontwikkeling is dat de Oostvaardersplassen geen verbinding kregen met andere natuurgebieden, er kwam een hek omheen, mede omdat staatssecretaris Henk Bleker (CDA) in 2011 ‘met de botte bijl het natuurbeleid kwam hervormen’, zoals Beintema stelt.
Iedereen kent hiervan de gevolgen, inclusief het hek: de grote grazers gingen dood, er ontstond consternatie onder natuurliefhebbers. Het gebied blijkt allesbehalve ‘interessante natuur’ of ‘echte natuur’, aldus respectievelijk hoogleraar natuurbeheer Frank Berendse en roofvogeldeskundige Rob Bijlsma, die Beintema uitvoerig citeert.
En dan is daar de machtige zeearend die in Beintema’s boek boven alle partijen zweeft. Van Alaska tot zelfs in de Amsterdamse Waterleidingduinen observeert en volgt zij zeearenden, voor haar het levende bewijs ‘dat de natuur op de gekste momenten opeens met verrassingen kan komen.’
Voor de lezer bieden beide boeken eveneens grote verrassingen: of het nu gaat over een prieelvogel die nauwelijks 100 gram weegt of de zeearend van bijna 5 kilo, er is in de woorden van Nienke Beintema ‘altijd zo veel prachtigs om je heen.’ Hieruit spreekt ook bezorgdheid over de toekomst van de natuur, een thematiek die bij Ackerman geheel ontbreekt. Haar onderzoeksgebied beslaat de kennelijk onbedreigde faunaweelde van Australië.
Twee biologen die op geheel verschillende manieren werken, van klassiek wetenschappelijk tot extreem fantasierijk, en zo telkens weer een ander facet tonen van de onuitputtelijke vogelwereld.
02-07-2021 Kester Freriks
ISBN | 9789045040738 |
---|---|
Aantal pagina's | 224 |
Datum van verschijning | 20210211 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 20 mm |