Duizend & ik
Het nieuwe boek van Yorick Goldewijk Duizend & ik, is net als zijn met een Gouden Griffel bekroonde voorganger Films die nergens draaien een gedurfd en ideeënrijk verhaal voorbij tijd en ruimte. Niet dat Goldewijk opnieuw een tijdreisavontuur schreef. Nee, deze vernuftige jeugdroman heeft nog het meeste weg van een dystopie, al schiet ook dit etiket eigenlijk tekort. Want gaat Duizend & ik wel over de toekomst en wat zich daarin zou kunnen voordoen? En dient het verhaal ook als een waarschuwing? Of opent Goldewijk een onverwacht venster op onze eigen werkelijkheid?
Deze vragen zijn uiteindelijk lastig te beantwoorden. Behalve dat Goldewijk de lezer lovenswaardig ruimte biedt voor eigen duiding, kun je simpelweg niet alles invullen zonder de pointe weg te geven. Gelukkig hoeft dit niet per se: je zou kunnen stellen dat deze vragen belangrijker zijn dan de antwoorden. Dat klinkt allemaal nogal cryptisch en abstract. Maar laat je hierdoor niet afschrikken. Goldewijk schrijft meeslepend. Bovendien is het begin van Duizend & ik, dat een hoog Brave New World-gehalte heeft, behoorlijk concreet.
Verteller en hoofdpersoon van het verhaal is het meisje Acht dat woont in de onpersoonlijke wolkenkrabberstad Surdus, omringd door ‘de Wal’ met daarachter de zee. Elke morgen wordt ze via een speaker door dezelfde vrouwenstem gewekt, waarna ze zich met haar stadsgenoten naar een terminal begeeft om de hele dag achter een scherm schijnbaar betekenisloze vragen te beantwoorden. Ondertussen klinken de zich eindeloos herhalende ‘Principes’: ‘Luister, gehoorzaam, volg. Betwijfel niet, aarzel niet, bevraag niet. Wees behulpzaam en ondergeschikt.’ Wie de regels naleeft, wacht een zinvol bestaan overzee in dienst van ‘bezielden’. Maar wie van ‘het Pad’ afwijkt, is een dwaler en zal door drone-achtige ‘zieners’ worden opgespoord en ‘beëindigd’.
Schuurpapier
Mensen die in een surveillancestaat worden gedrild – Goldewijk maakt gretig gebruik van de scifi-clichés. Hij is echter een goede schrijver. In beeldende taal en effectieve metaforen roept hij een beklemmende sfeer op waartegen je moeilijk weerstand kunt bieden. Treffend is zijn weergave van de repeterende eentonigheid die Acht achter haar scherm overvalt: ‘Ik tik en tik en tik maar op zinloos antwoord na zinloos antwoord en wacht af terwijl de uren langs me heen slepen als schuurpapier.’
Ook sterk: de unheimische beschrijving van Surdus wanneer Acht door de straten snelt, ‘de torens aan weerszijden glansden wit […] als rijen tanden, alsof ik door de bek van een versteend monster rende’.
Natuurlijk is Acht een dwaler. Vanaf de eerste bladzijden vecht ze tegen haar gevoel ‘anders’ te zijn. Maar wanneer ze in de trein naar haar woontoren zomaar ineens recht in de ogen van Duizend kijkt, weet ze dat ze een verloren strijd voert en is ze vastbesloten om samen met haar de zee te gaan zien, ‘van recht onder mijn voeten tot aan de horizon’.
Subtiel spelend met de dubbelzinnigheid van de fictieve werkelijkheid brengt Goldewijk je vervolgens op een dwaalspoor: wie is dit meisje dat even plots verdwijnt als ze is gekomen? Bestaat Duizend wel? Of zag Acht in de treincoupé haar eigen reflectie, en verbeeldt zij Achts verlangen naar vrijheid en intimiteit, datgene wat ons menselijk maakt? Acht is in verwarring: ‘De werkelijkheid lijkt zich helemaal niet meer rondom me op te houden maar te zijn weggedreven tot ergens voorbij mijn voorstellingsvermogen’.
Goldewijk zet Acht levensecht neer, hartverscheurend eenzaam en vervreemd van zichzelf en haar wereld. ‘Waar ben ik, wat ben ik?’, vraagt ze zich af. Zit ze gevangen in een nachtmerrie? In haar eigen waanbeelden? In een Matrix-achtige computersimulatie? Of is Surdus een soort eigentijdse grot van Plato, waarin mensen de op de wand geprojecteerde schaduwbeelden voor de werkelijkheid aanzien? En wat maakt het uit, zolang je een menswaardig leven kunt leiden?
De bevrijding uit Goldewijks claustrofobische stad en de verrassende clou (die ietwat expliciet wordt onthuld) laten lang op zich wachten, maar dat maakt de hallucinante leeservaring er niet minder om.
Goldewijk schreef een relevant, actueel en prikkelend boek, waarin niets is wat het lijkt, behalve de werkelijkheid van het verhaal. Je zou kunnen zeggen: ‘Echter wordt het niet.’
Als ik voor mijn raam uitkijk over de spierwitte torens van Surdus, denk ik altijd aan vluchten.
Voor Acht is elke dag hetzelfde. Elke dag leeft ze volgens een strenge leer die haar klaarstoomt voor een zinvol bestaan overzee. Elke dag gaat ze op in een massa van duizenden andere meisjes die precies op haar lijken.
Maar Acht voelt zich anders. Ze voelt zich iemand en dat is een probleem. Want iemand zijn is verboden, en kan haar in groot gevaar brengen. Dan ziet ze haar tussen de anderen en is er voor Acht geen weg meer terug. Ze zal moeten ontsnappen. Samen met haar.
Yorick Goldewijk won de Gouden Griffel voor zijn boek Films die nergens draaien.
ISBN | 9789021684086 |
---|---|
Aantal pagina's | 200 |
Datum van verschijning | 20230515 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 205 mm |
Dikte | 23 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres