Een kat achterlaten
In het land van salaryman begon Murakami zijn eigen jazzcafé
Haruki Murakami In een verhalenbundel en een novelle zoekt deze mysterieuze Japanse schrijver naar zichzelf en zijn afwezige vader.
Haruki Murakami heeft het niet graag over zichzelf. Op schrift en in de (zeldzame) interviews die de Japanse literaire wereldster geeft zal hij dat keer op keer herhalen. Het argument dat hij daarvoor ad nauseam gebruikt, is dat hij maar een heel gewoon iemand is, met beperkte vaardigheden, niets bijzonders aan.
Maar kan iemand die in de jaren zeventig in het land van de salaryman het ongebruikelijke pad van zelfstandig jazzcafé-eigenaar koos, om dat pad begin jaren tachtig in te ruilen voor het nóg ongebruikelijkere pad van de fulltime schrijver, een ‘gewoon iemand’ zijn? Iemand die langdurig in verschillende buitenlanden woonde, en ondertussen een veelomvattend oeuvre produceerde dat de grenzen van genre en vorm afwijst? Iemand die zich naar geen enkele maatschappelijke en literaire verwachting heeft gevoegd, en bovendien in zijn werk getuigt van een groot vermogen het rijstpapier tussen de vermeende werkelijkheid – wat Borges de ‘gedeelde droom’ noemde – en afwijkende universa aan flarden te snijden?
Hoezeer dat zelf aangemeten pak hem in de weg kan zitten, bleek in zijn ‘schrijversautobiografie’ Romanschrijver van beroep (2019), bijna een studie in afweer. Murakami (1949) put zich daarin uit in badinerende opmerkingen over het eigen schrijverschap en een onwil zijn werk te analyseren of in de context van het eigen leven te plaatsen. Wat is dan de zin van zo’n boek?
Natuurlijk heeft een schrijver het altijd over zichzelf, ook (of juist?) als diens verhaalwereld realisme loslaat. Literatuur is een psychologisch landschap ontsluiten met woordkeuze, metaforen, beschrijvingen, opinies. Maar bij het lezen van een tweetal recente uitgaven bekroop me het gevoel dat Murakami op zoek is naar manieren om het ook explicieter over zichzelf te kunnen hebben.
Eigen obsessies
Zijn nieuwste verhalenbundel heet Eerste persoon enkelvoud, op het oog omdat de acht verhalen in de ik-vorm zijn gegoten. Nominaal is hier sprake van fictie, maar alle vertellers zijn, voor zover te herleiden, in dezelfde periode opgegroeid als de auteur, in dezelfde regio (de Kansai) en daarna naar Tokio verhuisd. Een aantal van Murakami’s eigen obsessies, met name muziek en honkbal, spelen een prominente rol.
‘De Yakult Swallows gedichtenverzameling’ gaat daarin het verst: een portret van de levenslange relatie van een trouwe honkbalfan met zijn favoriete team en hun zelden goedgevulde thuisstadion. (‘Met ‘zelden’ bedoel ik iets in de orde van de kans dat je tijdens een avondwandeling toevallig een maansverduistering ziet, of in een tuin in de buurt een goedgehumeurde lapjeskater treft.’)
In dat verhaal duidt de verteller zichzelf aan als Haruki Murakami, voor zover ik weet – veel Murakami is nog altijd onvertaald – de eerste keer dat hij in ‘fictie’ een personage zijn eigen naam meegeeft. De Murakami uit dat verhaal heeft ooit in een kleine oplage honkbalgedichten gepubliceerd die hij tijdens wedstrijden schreef (uit een aantal wordt geciteerd). Misschien dat hier sprake is van een literaire constructie – ik heb niet nagezocht of de bedoelde uitgave bestaat – maar dat het verhaal strikt autobiografisch is, is evident.
In de andere verhalen blijft de verteller naamloos, en hoewel de biografische elementen op details verschillen, is er een duidelijke eenheid van stem en persoonlijkheid. Het zijn verhalen die vaak vertellen over een eigenaardige gebeurtenis uit het verleden, die in het heden door iets kleins weer wordt opgeroepen. Typische Murakami-vervreemding speelt nog steeds een rol, zoals in ‘Bekentenissen van de Shinagawa-aap’, waarin een aap vertelt hoe hij de namen steelt van de vrouwen van wie hij houdt.
Maar vaak is het op een manier die persoonlijker voelt, zoals in ‘Charlie Parker Plays Bossa Nova’, waarin de verteller een schertsrecensie aanhaalt die hij als student schreef over een niet bestaand Charlie Parker-album… dat plotseling, al is het maar even, toch opduikt in de bakken van de platenzaak. Overigens zijn niet al die verhalen even sterk. Sommige ben ik alweer vergeten.
Tienerliefje
Het beste verhaal is ‘With the Beatles’, dat vorig jaar ook als kleinood los is uitgegeven. Een jonge verteller komt zijn tienerliefje bezoeken, dat niet thuis blijkt te zijn. Wie wel thuis is, is haar eigenaardige broer, die de verteller deelgenoot maakt van zijn bizarre geheugenproblematiek en hem een deel van Akutagawa’s korte verhaal ‘Tandwielen’ laat voorlezen. Dat is een autobiografisch verhaal dat Ryunosuke Akutagawa (1892-1927) vlak voor zijn zelfmoord voltooide en dat eindigt met de alinea: ‘Ik heb niet de kracht om nog verder te schrijven. In deze gemoedstoestand te leven is een niet te beschrijven lijden. Zou iemand me niet zachtjes in mijn slaap willen wurgen?’
Het titelverhaal voelt nog het meest als ‘oude’ Murakami. Een man trekt zeer tegen zijn gewoonte een net pak aan, gaat naar een bar en voelt zich een bedrieger. Er is sprake van een ‘subtiele discrepantie’ tussen zijn vorm en inhoud. Kijkend in de spiegel achter de toog: ‘Hoe meer ik keek, hoe minder ik mezelf was en hoe meer ik iemand leek die ik nog nooit had gezien. Maar gesteld dat ik het niet was, wie was het dan die daar werd weerspiegeld?’
Wanneer hij de bar verlaat na te zijn lastig gevallen door een onbekende vrouw die hem iets kwalijk lijkt te nemen, blijkt zijn wereld niet langer zijn wereld te zijn. Geen lente meer, geen maan. ‘Op straat lag een enkelhoge laag as, geen van de mannen en vrouwen die er liepen had een gezicht en diep uit hun keel kwam gele, zwavelige lucht. De lucht was afgekoeld tot het vriespunt en ik zette de kraag van mijn jasje op.’ Zo zou een klassieke Murakami-roman kunnen beginnen.
Sterker dan deze verhalen, is een kleine, geïllustreerde uitgave, nauwelijks een novelle, die vorig jaar verscheen: Een kat achterlaten. Ondertitel: Herinneringen aan mijn vader. Murakami vertelt hoe hij op een dag met zijn vader naar het strand is gefietst om een kat achter te laten – iets wat vroeger wel vaker gebeurde. Die kat vindt zijn weg weer terug, wat Murakami’s vader zo bewondert dat de kat mag blijven.
Dit is het begin van een tastende zoektocht naar wie de man met wie Murakami twintig jaar lang nauwelijks contact had eigenlijk was, en vooral: wat zijn rol in de oorlog is geweest. Dat laatste, erkent Murakami, is de reden waarom het nog tot vijf jaar na zijn vaders dood heeft geduurd voor hij zich er werkelijk in durfde te verdiepen.
Wat hij weet (denkt te weten) is dat zijn vader in augustus 1938 door een administratieve vergissing werd opgeroepen voor militaire dienst, en na een zware training bij een beruchte eenheid werd ingedeeld. Die wetenschap schrikt af, omdat ‘van het 20ste regiment bekend is dat zij de stoottroepen waren die als eerste de stad innamen bij de val van Nanking.’ Een uiterst bloedige episode, waarin het Japanse leger zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden. Nader onderzoek wijst uit dat het allemaal een beetje anders zit, en ook: dat Murakami’s vader zichzelf tijdens de oorlog met het schrijven van haiku’s op de been hield.
Ook nu zegt Murakami niet meer te zijn ‘dan een heel gewone zoon van een heel gewoon mens’. Maar zijn conclusie is niet langer er dan maar over te zwijgen. Elk mens is maar een druppel die op de aarde valt, zegt hij, ‘maar in elk regendruppel zit een intentie die bij die ene regendruppel hoort. Elke druppel heeft zijn eigen geschiedenis, zijn eigen opdracht om dat door te geven. Dat mogen we niet vergeten.’
Murakami is inmiddels 72, en de laatste tien, twaalf jaar is er reden geweest je zorgen te maken over zijn schrijverschap. Er is een bedaagde toon in zijn werk geslopen, een geringere vitaliteit. Het is mijn indruk dat de vervreemdende elementen in zijn romans minder doorvoeld zijn geworden, meer affect. Wat mogelijk verklaart waarom zijn vaak wat realistischere korte verhalen uit die periode geslaagder zijn dan romans als De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren (2013) en De moord op Commendatore (2018). Maar deze twee uitgaven, hoewel wisselend van kwaliteit, suggereren een weg voorwaarts in Murakami’s schrijverschap. Als hij die weg durft te omarmen.
26-02-2021 Auke Hulst
ISBN | 9789025466077 |
---|---|
Aantal pagina's | 96 |
Datum van verschijning | 20201103 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 147 mm |
Hoogte | 188 mm |
Dikte | 12 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres