Een links verhaal
Het klinkt op papier misschien niet echt als een politieke thriller, het fusieverhaal van GroenLinks en PvdA. Daarvoor is de zweem van geitenwollensokken, schrale koffie en muffe congreshallen iets te sterk. Toch is Een links verhaal van Coen van de Ven wel degelijk een pageturner. De epiloog begint in een volkstuintje in Amsterdam, waar Van de Ven heeft afgesproken met voormalig partijleiders Lilianne Ploumen (PvdA) en Jesse Klaver (GroenLinks). Daar, in een ‘bescheiden hutje’ („Nee, Ploumen is geen salonsocialist”) werd in 2021 de basis gelegd voor linkse eenwording.
Van de Ven is overal bij, reconstrueert gebeurtenissen en spreekt talloze mensen, urenlang. Hij kruipt bij sommige mensen zelfs ín het hoofd en psychologiseert ze. En juist in al dat minutieuze journalistieke handwerk zit de kracht van het boek: het sleept je mee in de ogenschijnlijk onmogelijke fusie. Voor buitenstaanders zal de eenwording van de twee grootste linkse partijen misschien best logisch lijken. Maar wie in het kielzog van Van de Ven langdurig in de politieke coulissen kruipt, voelt steeds pregnanter de diepgewortelde pijn die het teweeg heeft gebracht. Die pijn zit in de historische cultuurverschillen tussen de partijen, uitgelegd door de Amsterdamse lokale fractieleider Rutger Groot Wassink (GroenLinks). „Emancipatie is iets anders dan verheffing. (..) GroenLinks is voor systeemverandering terwijl de PvdA áltijd weer meedoet.”
Wassink is onderdeel van het relatief kleine, maar felle fusieverzet, dat het sterkst leeft onder PvdA-coryfeeën zoals Ad Melkert en Gerdi Verbeet. De leiding van de sociaaldemocraten doet dan ook haar best om zoveel mogelijk leden mee te nemen in het fusieverhaal en trapt steeds als Klaver meters wil maken, hard op de rem.
Vlaggenschip
Het boek gebruikt voor politieke partijen de metafoor van een vloot, die naast een vlaggenschip (Tweede Kamerfractie), nog talloze andere boten en sloepen heeft, van honderden lokale fracties, een Europese fractie, jongerenafdeling, senatoren et cetera. Om uiteindelijk twee vloten samen te voegen, netjes volgens het democratische boekje – rekening houdend met alle statuten, is niets minder dan een revolutie.
Een hoofdstuk is gewijd aan iemand die bijna niemand kent, maar die een cruciale rol in die revolutie speelde: Frank van de Wolde. Dit actieve PvdA-lid zou met zijn club RoodGroen jarenlang op congressen aansturen op linkse samenwerking. Zo wordt zijn eerste belangrijkste motie, om gezamenlijk mee te doen aan de Eerste Kamerverkiezing, in de zomer van 2022, aangenomen. Hij verslaat daarmee het partijbestuur. Het is een gebeurtenis die de kracht en schoonheid van een democratische ledenpartij onderstreept. Van de Ven omschrijft het mooi: „Je moet ervan houden, maar de PvdA-congressen hebben iets ontroerends. Ze zingen eerst ‘De Internationale’ (..) staand met de handen op de rug, uit volle borst. ‘Ontwaakt verworpenen der aarde’ (..) om vervolgens een vergadering aan te heffen die sterk doet denken aan een Poolse Landdag.”
Het boek krijgt (onder meer) smoel door persoonlijke geschiedenissen, zoals die van Van de Wolde. Hij kwam na een ‘kutjeugd’ depressief op bed te liggen in een Rotterdamse studentenkamer, denkend aan de dood, maar werd gered door de samenleving en de verzorgingsstaat, waarna een diepe dankbaarheid ontstond.
De geschiedenissen (en psychoanalyse) van Jesse Klaver en Frans Timmermans zijn minder dramatisch maar even interessant. Vooral het minderwaardigheidscomplex van de laatste, voortkomend uit een jeugd op ambassades, als zoon van ondersteunend personeel. Er nét niet bijhorend. Het zijn dit soort details waardoor de aanvankelijke bewijsdrift van Timmermans ineens iets schattigs krijgt.
De timing van het boek is perfect. In juni 2025 stemden leden massaal vóór de op handen zijnde fusie. De verkiezingen komen eraan en Timmermans lijkt zijn schwung gevonden te hebben. En ook al is het verdriet van Gerdi Verbeet die haar lidmaatschapskaart inleverde bijna tastbaar, het lijkt een prima offer voor de tienduizend (!) nieuwe leden die wél onderdeel willen zijn van het linkse verhaal. En aan hen draagt Van de Ven zijn boek op: „Voor alle Nederlanders die lid zijn van een politieke partij. (..) Zij komen op zonnige zaterdagen samen in sfeerloze congreshallen zonder daglicht – en dragen daar de democratie.”
Hij won al snel het vertrouwen van de sleutelfiguren. Van Frans Timmermans en Jesse Klaver tot Gerdi Verbeet en Marjolein Moorman – hij sprak met alle prominenten, zelfs als die niet meer met elkaar spraken. Vier jaar lang liep hij mee in de coulissen van beide partijen, via achterkamertjes, geheime etentjes, appgroepen en zelfs een volkstuinhuis.
Een links verhaal is het even sappige als onthullende verslag van de linkse eenwording. Een unieke en opzienbarende kijk in de Nederlandse politiek, waarin je je nu eens in Game of Thrones waant, dan weer in Van Kooten en De Bie.
Coen van de Ven (1992) is politiek redacteur van De Groene Amsterdammer. Samen met Jan Tromp schreef hij eerder het boek Wantrouwen in de wandelgangen, over de verhouding tussen politici en journalisten.
| Uitgever | Das Mag Uitgeverij B.V. |
|---|---|
| Auteur(s) | Coen van de Ven |
| ISBN | 9789493399440 |
| Bindwijze | Paperback |
| Datum van verschijning | 20250919 |
| NRC Recensie | 4 |
| Breedte | 136 mm |
| Hoogte | 211 mm |
| Dikte | 25 mm |