Een van ons
Christine Otten Ze gaf schrijfles in een gevangenis, net als de hoofdpersoon in haar nieuwe roman. Hopelijk is ze nog niet klaar met dit onderwerp.
Iedere twee weken komt Katrien Achenbach een ochtendje schrijfles geven in de gevangenis. Want ze weet: het kan helpen. Introspectie, of juist verbeelding, levert de mannen wat op. En die ingeslotenheid, die onvrijheid, doet iets met de taal. ‘Woorden veranderen hier sneller dan buiten in parels, in ruwe schitterende diamanten omdat dat is wat eerlijkheid doet, echtheid, overgave. Dit is wie we zijn.’
Leuk en aardig allemaal, vinden de argwanenden onder de gevangenen, maar wat hebben zij daaraan? Waarom zouden zij op papier kwakken wie zij zijn, wie wordt er beter van hun ellendige verhalen, hun echtheid, hun sprong in de vrijheid van de verbeelding? Zijzelf zeker – nou, als de woorden op papier staan gebeurt er niets, als het klasje voorbij is verdwijnen de mannen gewoon weer achter slot en grendel.
Dat zijn ruwweg de twee posities die tegenover elkaar staan in Een van ons, de nieuwe roman van Christine Otten (1961). Schrijfster Katrien staat daarmee tegenover gevangene Luc, die het schrijfklasje van een afstandje gadeslaat. Zelf schrijft hij ook, in een schrift in zijn cel, meedoen hoeft hij niet. Hij wantrouwt in principe iedereen die vrijwilliger in de bajes is, of daar aan zielzorg komt doen. ‘Niks tegen goede bedoelingen maar negen van de tien keer weet je in een oogopslag dat áls er al iets gered zal worden, dat uiteindelijk alleen hun eigen gebutste ziel is.’
Slaapwandelen
Er schuilt spanning in die goede bedoelingen van de schrijfster en de ongelijkheid tussen deze twee afwisselende vertellers, maar het is aanvankelijk vooral Luc die de aandacht trekt. Hij is veroordeeld tot levenslang, wat hem meteen fascinerend maakt – niet om wat voor misdaad hij begaan heeft (dat doet er juist niet toe, we bevinden ons hier niet in een misdaadroman), maar om zijn kijk op het leven. Het schrijfklasje bezoekt hij bewust niet, omdat die ‘aan mijn diepste angst raakt, namelijk: dat er wel degelijk tijd verstrijkt’. Hij vindt juist innerlijke rust in ‘iedere dag hetzelfde doen, in aaneengeregen monotone dagen en nachten als één langgerekte tegenwoordige tijd’. Zou hij nadenken over de uitzichtloze dag van morgen, dan werd hij gek. Zoals een andere gevangene, die op een dag weer vrij komt, zegt: ‘Hier gebeurt niks. Je slaapwandelt alleen maar.’ Luc heeft moeite met lezen, ‘omdat concentreren niet lukt, dat je al je energie nodig hebt om de dag om te duwen’.
Achter dat soort observaties schuilt pas echt een afgrondelijk gevoel – vooral omdat Luc wel degelijk herinneringen heeft die hem het bestaan en voortbewegen van de tijd onder de neus duwen. Bijvoorbeeld: een hert dat hij eens op een vroege ochtend vanuit een andere gevangeniscel buiten zag bewegen, waar hij nog lyrisch aan kan terugdenken. En hoe verhoudt zijn schrijven zich eigenlijk tot zijn verhoopte onthechting? ‘Mijn enige ambitie is mezelf te overtuigen dat ik besta.’
Jatte zij dan niet de verhalen van de gevangenen, zoals een vampier zich voedt met andermans bloed?
Alleen al om dat soort getuigenissen beklijft Een van ons: daarin vangt Otten exact hoe het is om levenslang in de gevangenis te zitten, zo vermoed je als lezer. Tegelijk zit in die illusie ook weer spanning. Zou het echt zó zijn, en zo ja, hoe weet de nooit opgesloten schrijver dat dan? En als het waarachtige ervaringen betreft, jatte zij dan niet de verhalen van de gevangenen, zoals een vampier zich voedt met andermans bloed?
Gevangenis
Dat raakt aan de kwestie van toe-eigening, een heet hangijzer in de hedendaagse cultuur en literatuur, en het is in Ottens geval ook geen hypothetisch, fictief vraagstuk. Zij put uit de werkelijkheid: haar doorbraakboek De laatste dichters (2004) ging over de Amerikaanse last poets, in We hadden liefde, we hadden wapens (2016) vertelde ze het verhaal van de zwarte activist Robert F. Williams.
Otten gaf zelf schrijfles in de gevangenis – het ligt voor dat hand dat iets van haar ervaringen in deze roman is terechtgekomen, zoals iets van Christine Katrien vormde. Dat gegeven doet vooral ter zake omdat de positie van de schrijver gaandeweg steeds meer geproblematiseerd wordt. Katrien krijgt het gevoel dat ze van belang is voor de gevangenen, en ze wekt ook verwachtingen – zoals bij de jonge Yahya, die zich aangemoedigd voelt om zijn levensverhaal op te schrijven. ‘Afstand houden’, beveelt de gevangenisdirectie Katrien. En dat lukt steeds minder.
Dat kon je zien aankomen, vooral dankzij de vorm die de vertelling aanneemt.
Er gebeuren in de roman interessante dingen met afstand: enerzijds voel je je vaak nabij, door woorden die ongepolijst en raak zijn, anderzijds zit er iets afwerends in de kortaffe stijl. Dat intrigeert. Otten wisselt bovendien de hoofdstukken die door Katrien en Luc verteld worden af, waardoor je bij elk nieuw hoofdstuk weer aftast wie je aan de lijn hebt. Wanneer dat zinnenlang onduidelijk blijft, is dat een treffend, veeg teken: kennelijk zijn ze moeilijk uit elkaar te houden, hun ervaringen deels inwisselbaar. Zoals Luc voor altijd onvrij is in zijn cel, zo is Katrien onvrij in het verhaal van haar leven – ze vlucht in feite om haar eigen situatie en herinneringen niet onder ogen te hoeven komen.
Diamant
Daarmee zeilt Otten soepel om de toe-eigeningskwestie heen, al blijft die lijn ook een wat gemakkelijk, want voorspelbaar en onuitgewerkt gegeven. Echt de sprong nemen en erin duiken doet ze nog niet. Zo is haar verhaallijn in Een van ons niet doortastend genoeg behandeld om echt te boeien; en het is dan ook alsof Luc vooral dient om haar schrijversvragen en gebutste ziel in het licht te zetten, wat de vampiervermoedens enigszins bevestigt (en dat is evenzeer kritiek als compliment, dat Otten die ongemakkelijke complexiteit voelbaar maakt).
Dat Luc levensecht voelt, doet vooral hopen dat Otten met dit onderwerp, dit materiaal, nog niet klaar is. Voor een volgend boek zou ze méér parels kunnen opdiepen, en de afstand nog kleiner maken – en dieper mogen tasten. Al kun je je ook afvragen of je ruwe diamanten wel moet polijsten, of dat er dan iets verloren gaat. Misschien wel precies dat waarachtige dat Een van ons vangt.
Schrijver Katrien Achenbach geeft schrijfworkshops in de gevangenis waar Luc opgesloten zit. De gedetineerden schrijven over hun leven en worstelingen. Luc neemt niet deel, maar hij houdt wel een geheim logboek bij waarin hij meedogenloos eerlijk is over zijn leven, zijn medegedetineerden én Katrien.
Terwijl Katrien het gevoel heeft dat ze in de gevangenis ‘thuiskomt’ en vriendschap en begrip vindt, zet een aantal gebeurtenissen de verhoudingen op scherp, waardoor ieders kijk op de ander en zichzelf kantelt.
ISBN | 9789044541038 |
---|---|
Aantal pagina's | 240 |
Datum van verschijning | 20200211 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 21 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres