Floris loopt met zijn schoolvriendjes tijdens een zware storm op het strand van Zandvoort als voor zijn ogen de houten reddingsboot met roeiers in de woeste zee kapseist. Hij ziet Duitse soldaten het dorp binnentrekken. Oom Willy blijkt een pistool te hebben. Neef Bob draagt een uniform. Thuis is nog maar weinig te eten, Floris vertrekt naar Drenthe.
Onderweg naar Coevorden, over het uitgesleten karrenspoor langs het kanaal tussen de weilanden, loop ik te mijmeren over thuis in Amsterdam. Leven ze nog? Ik denk aan de keer dat Annechien is gekomen. Zou onze school nog open zijn?
Zó was het dus om een jongetje uit een gewoon gezin te zijn tijdens de oorlog, en een gewoon jongensleven te leiden. Maar in een tijd waarin niets gewoon is, is een jongensleven dat ook niet. Alledaagse en zware gebeurtenissen, licht verteld in een opmerkelijk debuut.