Louis Ferron is vanaf het begin van zijn schrijverschap gefascineerd geweest door de Duitse cultuurgeschiedenis van het fin du siècle. tegen dit decor schildert hij, in een afwisselend laconieke en barokke stijl, de diep in de mens gelegen wortels van het kwaad, de hang naar het decadente, en de drijfveren tot oorlogsvoering. Zijn eerste romans,
Gekkenschemer (1974),
Het stierenoffer (1975) en
De keisnijder van Fichtenwald (1977) vormen tezamen een trilogie waarin Ferron op een fabuleuze manier de grandeur en misère van het Duitse rijk belicht.
‘Dat ik mijn zwarte uniform had moeten verwisselen voor een gestreept, ach, dat was waarachtig het grootste verschil niet.’