Gezellige verhalen

Marente de Moor
24,99
Op voorraad
SKU
9789021458878
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback / softback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving
Na haar romans waagt Marente de Moor zich nu aan verhalen, die aan intensiteit en verbeeldingskracht niet voor haar bekende werk onderdoen. De mensen die zij in hun dagelijkse levens beschrijft hunkeren allemaal naar intimiteit, maar vinden die niet zomaar bij de ander. Tegen de achtergrond van hun knusse interieurs en gewoontes steekt dit gemis tragisch af, en alleen de verbeelding biedt nog troost. Een gelukkig getrouwde man blijkt opeens over bijzondere gaven te beschikken; een jonge vrouw beloert op Marktplaats haar buren, en twee gepensioneerde zeebonken gaan zonder hun echtgenotes op zoek naar een verdwenen eiland. Hoe gezellig is het eigenlijk in deze tragikomische vertellingen?
Meer informatie
Auteur(s)Marente de Moor
ISBN9789021458878
BindwijzePaperback / softback
Aantal pagina's248
Publicatie datum20150804
NRC Recensie4 ballen
Breedte134 mm
Hoogte213 mm
Dikte21 mm
NRC boeken recensie

De beste zin uit Marente de Moors bundel Gezellige verhalen staat op pagina 89, waar de hoofdpersoon van het verhaal ‘Wat zoekt u’ woedend uitvalt: ‘Godverdomme, graag of niet [...] dan wordt het Funda voor je! Klotehuis! Laat anderen het maar opknappen, Funda zal het zijn!’

Dreigen met een makelaarssite? Inderdaad, de aangesprokene is hier geen mens of dier, maar een woning. Of eigenlijk richt de bewoonster zich tot haar cv-installatie, die even daarvoor een straal bloedheet water op haar heeft gespoten – een slapstickeffect dat De Moor ten volle uitbuit.

Het verhaal is niet alleen een van de beste in de bundel; de hele thematiek van Gezellige verhalen wordt erin samengebald. De hoofdfiguur is een promovenda die verhuisd is naar het Twentse platteland. Daar verwachtte ze inspirerende heerlijkheid, maar nee: ‘Toen ze naar Holten verhuisde, dacht Ilse nog dat de dagen net zo lang zouden duren als op vakantie. Dat een romantische omgeving als deze ze op een andere snelheid zou afdraaien, dat ze alleen met de vier seizoenen hoefde te rekenen en niet met het microscopische verloop onder de grond, het razende gereken in bloemknoppen, het ontspruiten van donsveren.’ Maar ja, het huis piept, kreunt en kraakt als een stramme bejaarde, er gaan dingen stuk, de hond van een eenkennige buurman graaft in de bloembedden. Een andere buurman, Stan, is juist net wat te behulpzaam. Een oudere weduwnaar die de hele tijd ‘meisje, meisje toch’ zegt en stiekem hoopt op méér met zijn jonge alleenstaande buurvrouw: ‘Tegenover één tik van Stans schroevendraaier stond minstens tien minuten gelul.’

Terloops laat De Moor weten dat er sprake is van een ex en tussen de krachttermen door wordt het hoofdthema van het verhaal zichtbaar. De eenzame Ilse probeert haar gezelligheid voornamelijk te vinden op Marktplaats, waar ze verslaafd aan is geraakt. Daar kijkt ze naar dingen en koopt ze spullen. En ze ziet wat voor intiems en vreemds (een menselijke onderkaak) haar buren aan de man proberen te brengen. Knap laat De Moor de diepte van het probleem zien. Ilse schreeuwt niet alleen tegen haar verwarmingsinstallatie alsof dat een mens is. Haar Marktplaatsverslaving maakt het nog een stukje erger. Ze klampt zich daar niet eens vast aan spullen, maar aan plaatjes van spullen. Verder weg van echte gezelligheid kan een mens niet komen.

Klusjesman

Maar pas echt pijnlijk wordt het wanneer er een figuur van vlees en bloed op het toneel verschijnt: een klusjesman die, hoe kan het ook anders, door Ilse is opgescharreld via Marktplaats. ‘Hij had een halfuurtje nodig om naar Holten te komen, zij had aan een kwartier genoeg [...] Ilse trok haar slipje uit, spoot schuim tussen haar benen en hurkte neer met het scheermesje.’ Dat blijkt een overbodige voorbereiding: de klusser ruikt niet alleen naar wasverzachter (hij heeft dus een vrouw!), maar Ilse’s ironisch-flirterige opmerkingen (‘Het spookt hier, klopgeesten’) zijn veel te stads voor de man. Dat wordt dus niks, denk je samen met de hoofdpersoon. Wéér geen contact, weer geen gezelligheid.

De Moor heeft echter nog een twist in petto. Ilse spiekt op de zolder waar de klusser aan het werk is. ‘Toen ze haar hoofd door het luik stak, zag ze een tapijt van dode lieveheersbeestjes. Daarna zag ze een hoop zwarte aarde, die in het midden van de vloer bijeen was geveegd. Pas daarna zag ze de klusjesman. Hij zat achter de behuizing die hij van de ketel had losgemaakt en huilde.’ Hij huilde? Inderdaad, maar ook deze kans op contact weet de arme Ilse niet te grijpen. Ze doet niets, de klusjesman droogt zijn tranen en keert terug naar huis. Die avond volgt haar confrontatie met de verwarmingsketel.

Welbeschouwd is het een zielig verhaal zonder veel revolutionaire elementen, maar De Moor schrijft het zo scherp en uptempo op dat het nergens wee wordt, ook al door de niet aflatende agressie waarmee de halfoverspannen Ilse de wereld tegemoet treedt. Bovendien zie je bij herlezing waar de verwijzingen naar Marktplaats, Funda en andere webzaken toe dienen: om ons duidelijk te maken hoe onbetrouwbaar die wereld is. Ook in de andere verhalen komen nogal wat digitale communicatiemiddelen voorbij, net als mistflarden en andere spookeffecten: we zijn in een wereld beland waarin elk overzicht dreigt zoek te raken.

Banketbakker

Eigenlijk had de bundel ‘Ongezelligheid’ moeten heten, zo programmatisch zit het geheel in elkaar. De Moor benadrukt keer op keer de verwachting van contact, van gezelligheid in de oorspronkelijke betekenis van het woord – iemand die met ons optrekt – waarna haar karakters bedrogen uitkomen.

Soms komt die teleurstelling pas na jaren. Zo gaat het schitterende openingsverhaal over een banketbakker die decennia een zaak heeft gedreven met zijn broer, tot deze in de netten van een vrouw verstrikt raakt, ‘echt’ wil leven en de bakkersbenen neemt. De verlaten verteller laat zich uiteindelijk door de bakkershulp (een mooie jongen, dat speelt mee) overhalen om nog een dag dóór te bakken, ook zonder zijn levenslange gezel.

In een ander verhaal komt de teleurstelling veel sneller en rauwer, bijvoorbeeld bij de (wel een tikje ongeloofwaardige) geschiedenis van de vrouw die haar man in het ziekenhuis achterlaat en hem daar later nog even belt op haar mobiel. Tot haar stomme verbazing krijgt ze een Engelssprekende Afrikaanse vrouw aan de lijn die haar verbiedt om nog vaker te bellen: ‘I am his wife.’ Inderdaad, manlief was niet voor zijn werk doordeweeks weg, hij had een dubbelleven.

Ook in De Moors vorige boek, Roundhay tuinscène, waren de karakters niet zo goed met (andere) mensen. Die sterke roman draaide om de tragiek van mensen die zich vergeefs inbeeldden dat ze het verleden konden grijpen of terughalen – in Gezellige verhalen lijdt men aan het misverstand dat er echt zoiets bestaat als gezelligheid. Niet de eenzaamheid vormt hier de complicatie, maar de hoop die steeds weer de kop op steekt.

Dat je het boek toch van begin tot eind leest met een goed gemoed komt door de scherpe stijl en subtiele composities van De Moor, die op virtuoze wijze om het drama heen kan schrijven, zoals in ‘I Want To be Happy’, een beeldschoon verhaal over een stalker, vol bedrog en persoonsverwisselingen. Als alle gezelligheid fictie is, dan kun je ’m maar beter zelf verzinnen – dat is feitelijk de les van de hele bundel, en eigenlijk van de hele literatuur.

Back to top