Het moet nog ergens liggen
In het laatst verschenen nummer van de Poëziekrant (december 2016) staat een gesprek met Joke van Leeuwen over haar nieuwe dichtbundel, Het moet nog ergens liggen. Het is een hilarisch stuk, omdat de interviewster hardnekkig bevestiging zoekt van haar maatschappijkritische interpretaties. Tevergeefs gelukkig. Joke van Leeuwen pareert haar suggesties met opmerkingen als: ‘Ik schrijf niet vanuit theorieën, maar eerder vanuit een mengeling van wat er in taal ontstaat en wat er aan ervaringen, vergelijkingen, omkeringen en observaties opkomt.’ Ze schrijft, zegt ze, geen opinies maar lyriek. En daarvoor is veel bruikbaar. Regels zoals ‘een vrouw zegt / hard genoeg dat ze veel liever / nog die Marokkanen naast / zich heeft dan Hollanders’ is geen verzinsel, maar een opmerking die ze over de tuinmuur heen hoorde.
Microkosmos
Joke van Leeuwen (1952) is zich heel wel bewust van de wereld die haar omringt, maar in haar werk kijkt ze meer in- dan uitwaarts. Haar territorium is de microkosmos van haar eigen leefomgeving. Die beziet en beluistert ze met de taalfascinatie die ze helder vorm gaf in Waarom een buitenboordmotor eenzaam is (2005). Het zou mij niet verbazen als haar ogen en oren van hetzelfde goddelijke plankje komen als die van K. Schippers. Verbazing over het alledaagse leidt bij beide dichters tot blik verschuivende teksten. Dan wordt een feest als volgt ervaren:
Geschenken blijven ingepakt, er is nog feest omheen
we zitten in een cirkel, vragen hoe het gaat
weten te vertellen, eten wankele toastjes
onze gezichten komen ons bekend voor
iemand probeert een zonsondergang na te doen
maar straalt nog te veel, iemand bekijkt het plafond
iemand heeft nog maar net haar kind een naam gegeven
met een x erin, iemand heeft troostrijke plannen
en gaat op een stoel staan. Uitgeklapte oren, langzaam
stijgend zwijgen. Buiten lopen mensen rond
die niet zijn uitgenodigd en niet weten wie er wat
op dit geëigende moment wou willen krijgen.
Al zeven bundels lang trakteert Joke van Leeuwen haar lezers op zulke caleidoscopische in- en doorkijkjes. In Het moet ergens liggen dwaalt haar blik weer alle kanten uit.
Dat gebeurt ook in de cyclus ‘Visioenen’. Qua vorm is dat een hechte reeks, maar inhoudelijk is het een bonte waaier.
In de Poëziekrant vertelt de dichter dat de cyclus haar werd ingegeven door een ervaring die visioen zou kunnen heten. ‘Het overkwam me opeens op een ochtend en ik ervoer het in mijn hoofd zoals een vliegtuig dat door de wolken vliegt in het lichte blauw erboven terechtkomt. Een niet aan mijn persoon of situatie gebonden prachtige boven mij uitstijgende ervaring. Ik wilde schrijven als in zo’n opgetild soort laten-gebeuren in een tranceachtige cadans.’ Ze dacht daarbij ook aan Hadewych en haar 13de-eeuwse visioenen.
Alledaags
In de ‘Visioenen’ van Joke van Leeuwen wisselt het perspectief per vers. De lyrische ‘ik’ beziet en beschrijft haar trances vanaf een bank in de stad, in de zee staand, door een bos lopend, en vanaf nog negen andere standpunten. Het zijn visionaire teksten, maar met een alledaagse inslag.
Ik sta tussen mensen met taal als muziek
tussen woningen hoog tot de wolken.
Daar is een station waar geen trein meer
verschijnt, want de biels opgebrand en
het gras tot de rand en drie apenfamilies
ertussen. Er loopt al een poos vrolijk volk
heen en weer, met veel dozen in dozen in
dozen…
De avond wil vallen en intussen staan de mensen gezellig en mooi te hopen, maar ze weten wel dat er niets van komt.
… Dat is zo al jaren, gebaren
ze gierend, ze vegen mijn haren zacht
uit mijn gezicht. Ze geven me alles waar
ik naar moet wijzen. Dan gaan ze terug
naar hun woningen, blijf ik alleen
in de vochtige schemer en
vraag ik mijn voeten waarheen.
Zo had Hadewych het acht eeuwen eerder kunnen schrijven. Maar anders dan de visioenen van de abdis van Acquiria zijn die van Joke van Leeuwen niet religieus of esoterisch. In Het moet nog ergens liggen is ook geen sprake van ‘minne’, laat staan goddelijke minne. Missiedrang is vreemd aan deze reeks.
Verwondering
Geen boodschap dus? Dat is nog maar de vraag. In heel haar dichtwerk laat Joke van Leeuwen de lezer in haar, al dan niet gespeelde verwarring delen. Als er al een boodschap is, dan een dubbele. Verwondering lijkt belangrijker dan mededeling. Dit geldt evenzeer voor haar losse verzen als voor de dromenreeks ‘Visioenen’. Opvallend ook is hoe luchtig prikkelend zelfs dit trancewerk wordt beschreven. Zo luchtig zal geen maatschappij-criticus of missionaris zich uiten.
Het openingsgedicht 'Binnenkomst' en het slotgedicht 'Erbarm u' omarmen vier series waarin steeds zwaarte en lichtheid in evenwicht worden gehouden.
Joke van Leeuwen verrijkte natuurlijk ook deze bundel met haar eigenzinnige grafische beelden.
ISBN | 9789021403977 |
---|---|
Aantal pagina's | 72 |
Datum van verschijning | 20170103 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 160 mm |
Hoogte | 240 mm |
Dikte | 7 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres