Kleine haperende vluchten
Femke Brockhus schreef een prachtige roman over een vrouw die de wanhoop niet kon weerstaan
Femke Brockhus Het poëtische Kleine haperende vluchten gaat over een vrouw die gezien wil worden en toch verdwijnt.
Op de eerste pagina van Femke Brockhus’ tweede roman Kleine haperende vluchten menen schrijfster Julia en haar geliefde, een naamloze architect, dat ze de rust hebben gevonden. Samen met hun dochtertje zijn ze neergestreken in een huis op een heuvel, met de zee op loopafstand. Dan verdwijnt Julia. De architect wacht en ‘telt de uren.’ Maar ze komt niet terug.
Net als haar debuutroman Laat het stil zijn (2017) is Kleine haperende vluchten een prachtige poëtische roman door de consciëntieuze formuleringen, de ijzersterke beelden en de desperate sfeer die Brockhus oproept met haar zinnen. Dat gebeurt soms al door een simpele zin: ‘Ze at snel en veel en verder zweeg ze.’
Met al haar rake vergelijkingen vervult Brockhus een elementaire functie van literatuur: het verwoorden van het onzegbare. Wanhoop, angst en radeloosheid worden invoelbaar, omdat Brockhus het ongrijpbare concreet maakt: ‘Paniek voelt als vlinders, alsof elke lichaamscel steeds heter begint te trillen, zich opmaakt voor een vlucht.’
Hoe erg Julia ook haar best doet om anderen op afstand te houden, we komen toch dichtbij omdat Brockhus haar woelige innerlijke leven, zonder te simplificeren of uit te leggen, zo helder weet op te roepen. Haar gemoedstoestand voelt als een schreeuw zonder geluid; ze kan haar lijden niet helder verwoorden en dit verstrekt de vertwijfeling. De fragmentarische vorm van de roman sluit hier naadloos bij aan; het vele wit dat al die korte sensitieve zinnen omringt, is als een ijzige stilte die een intense somberheid evoceert.
Ook Brockhus vorige roman was doordrenkt van vertwijfeling. ‘Wanhoop is de weg van de minste weerstand’, zei Ruth in Laat het stil zijn. In dit benauwende verhaal werden de zusjes Ruth en Carmel afgesneden van de wereld, eerst door hun gevangenschap in een schouwburg, daarna door een barre tocht waartoe ze werden gedwongen. Leven was vooral: overleven.
Dat geldt ook voor Julia. Al sinds haar puberteit heeft ze een doodswens die beurtelings sluimert en opleeft. Het huis op de heuvel beschouwt ze als schuilplaats, maar dat is niet genoeg: ‘Wat ze eigenlijk echt wil is beschutting vinden in zichzelf.’ Schrijvend zoekt ze naar bescherming, maar ze kan het ongrijpbare niet vangen: ‘Ze wil zichzelf dat nest in schrijven, maar de tijd lost op. Haar stem is stof geworden.’
Is de stilte een kwelling of remedie? In The Bell Jar van Sylvia Plath zegt protagonist Esther Greenwood: ‘The silence depressed me. It wasn’t the silence of silence. It was my own silence.’ Ook bij Julia is niet de geluidloze omgeving het probleem: ‘Ze ademt de stilte.’
Plaths leven en literatuur zijn subtiel verweven in Kleine haperende vluchten. Nadat Julia de architect in zijn wang heeft gebeten, zoals Plath deed toen ze Ted Hughes voor het eerst ontmoette, zegt ze tegen hem: ‘Jij bent mijn Ted Hughes’. Waarna ze toelicht: ‘De dichter. Bewaarder van rampspoed. Schuldeigenaar.’
Het project van de architect is een ingenieuze verwijzing naar de roman van Plath, een gebouw met ‘een huid van glas’: ‘Het glas moet het dorp spiegelen vanbuiten, maar vanbinnen een onzichtbare grens met de buitenwereld vormen.’ Esther Greenwood én Julia hebben het gevoel alsof ze zich bevinden onder een glazen stolp en worden geteisterd door die onwaarneembare grens. Tussen Julia en de wereld is er een onoverbrugbare afstand en dit voedt haar eenzaamheid.
En net als zijn geliefde verdwijnt ook zijn project. Eerst krijgt de architect bericht dat er een barst in een glaswand zit, niet lang daarna wordt het dorp opgeschrikt door een luide klap: zijn werk ligt in puin. Project verwoest, vrouw kwijt en ondertussen moet hij in zijn eentje zorgen voor hun dochter. Dat doet hij met toewijding en zijn zorgzaamheid wordt door Brockhus treffend teder beschreven; het blaast wat warmte in de roman.
Julia wilde weg, maar zo houdt een rechercheur de architect voor: ‘Dat betekent nog niet dat ze niet gevonden wil worden.’ Die dubbelzinnigheid maakt de roman spannend. Herhaaldelijk had ze haar verdwijning al indirect aangekondigd. Vlak na haar vermissing herinnert de architect zich het verhaal dat Julia hem eens vertelde: dat ze zich als kind had verstopt in de wasdroger. Als ‘een opgekruld warm geheim’ wachtte ze tot ze werd gevonden. En in haar studententijd zat Julia soms een dag lang in de tram: ‘De beweging suste, bracht haar tot rust, zachtjes werd ze opgenomen in het alledaagse gedruis. Je kon erin verdwijnen, zei ze. Alleen de persoon die eigenlijk jouw plek wil merkt je op.’ Onophoudelijk wordt Julia heen en weer geslingerd door tegenstrijdige verlangens: om te verdwijnen en om gezien te worden. En door de serene vertelling wordt die verscheurdheid des te indringender en voel je dat er geen ontsnapping mogelijk is.
Het was onvermijdelijk dat Virginia Woolf de dood opzocht, zegt Julia tegen de architect. Ook Woolf verdween – al liet ze een ontroerend briefje achter voor haar man. Ze verdronk zichzelf in de rivier, het duurde weken voordat ze werd gevonden.
Nog een aankondiging: als ze op een warme nazomerdag gaan zwemmen raakt de architect Julia kwijt. Dan komt ze weer boven, vraagt hem niet boos te zijn en zegt grappend: ‘Ik zoek bananenvissen.’ Dit is een verwijzing naar ‘A Perfect Day for Bananafish’ van J.D. Salinger – de schrijver die plots rigoureus verdween uit het publieke leven. In dit schrijnende korte verhaal vertelt hoofdfiguur Seymour Glass over het tragische leven van bananenvissen. Aan het einde van het verhaal schiet Seymour zichzelf dood.
Al die verwijzingen lijken voorafschaduwingen, maar bovenal versterken ze, zonder dat het koket wordt, Julia’s complexe karakter. Ze laat zich niet vastpinnen. Net als de architect blijven we in het ongewisse over het waarom van haar verdwijning. Een ding staat vast: Julia kon de lokroep van de wanhoop niet weerstaan.
23-09-2022 Koen Schouwenburg
Een architect en een schrijfster verhuizen naar een afgelegen plek. Het is een toevluchtsoord aan de rand van een onbedorven dorp waarvoor hij het nieuwe dorpscentrum heeft ontworpen. Zij hoopt er te kunnen schrijven, er iets uitzonderlijks te maken. Maar de stilte en de afzondering trekken algauw naar binnen. Ze gedraagt zich steeds dromeriger, onttrekt zich aan de wereld en dan verdwijnt ze. Spoorloos, terwijl hij achterblijft met hun dochtertje.
In een uitzonderlijke stijl en met een zeldzame precisie schetst Femke Brockhus het leven van dit jonge stel, waarin altijd al barsten zaten. Kleine haperende vluchten is een ontroerende en beklemmende roman over ouderschap, omgaan met verlies en het al te menselijke verlangen om te willen verdwijnen. Een boek dat in stilte overdondert.
ISBN | 9789403177717 |
---|---|
Datum van verschijning | 20220930 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 17 mm |